Het is alsof door haar vertrek mijn geboorteland weer iets kleiner is geworden.’ Met deze woorden eindigt de Brits-Nederlandse essayist Ian Buruma zijn nieuwste boek Dood van een gezonde roker. Hij doelt op het vertrek van Ayaan Hirsi Ali naar de Verenigde Staten, waar hij zelf sinds 2005 woont. Toeval of niet, op de dag dat Hirsi Ali officieel afscheid nam van de VVD, eind augustus, kwam Buruma’s relaas over de moord op Theo van Gogh uit. Maar Dood van een gezonde roker – dat binnenkort ook in het Engels verschijnt onder de titel Murder in Amsterdam – is meer dan dat.
Buruma woont al dertig jaar niet meer in Nederland en heeft de laatste jaren ongetwijfeld heel wat uit te leggen aan zijn vrienden en collega’s in het buitenland. Wat is er toch in zijn geboorteland aan de hand? In het ooit zo tolerante en progressieve Nederland van Spinoza zijn in tweeënhalf jaar tijd twee politieke moorden gepleegd, een aantal politici en bestuurders kan niet meer zonder beveiliging over straat en een minister reageert onthutst op het weigeren van haar hand door een imam. Buruma besluit zich een paar maanden in Amsterdam te vestigen. ‘Er was iets ontwricht in Nederland in die winter van 2004 en dat wilde ik beter begrijpen,’ schrijft hij. ‘Hysterie is immers wel het allerlaatste dat mensen associëren met een land dat doorgaans door gemakzuchtige buitenlandse verslaggevers als flegmatisch betiteld wordt.’
Met Dood van een gezonde roker neemt Buruma de lezer mee op een reisje door de geschiedenis. Van de sefardische joden uit Antwerpen die zich in de zestiende en zeventiende eeuw in Nederland vestigen, via Hugenoten, Molukkers en Surinamers naar Marokkanen en Turken die in de jaren zestig als gastarbeider naar Nederland gekomen zijn. Nederlands reputatie als gastvrij land is verdiend, meent de essayist. ‘Maar de twintigste-eeuwse immigratie is ook een verhaal van verschrikkingen, opportunisme, postkoloniale verplichtingen en een zonderlinge combinatie van liefdadigheid en onverschilligheid.’
Niet alleen de moord op Theo van Gogh, met alles wat daaromheen heeft plaatsgevonden, wordt door Buruma uitgebreid beschreven. Ook probeert hij te achterhalen waarom Mohammed Bouyeri gehandeld heeft zoals hij deed. Bovendien komen Pim Fortuyn, Volkert van der Graaf en Ayaan Hirsi Ali prominent aan bod. Net als Afshin Ellian, Paul Scheffer, Max Pam en anderen die zich in de uiting van het vrije woord belemmerd zagen. Buruma heeft zijn tijdelijke verblijf in Nederland nuttig besteed.
Op een paar domme fouten na – Pim Fortuyn is iets na zes uur ’s avonds vermoord en niet een paar minuten voor half zes en de zesdaagse oorlog was toch echt in 1967 en niet in 1973 – is Dood van een gezonde roker een zeer lezenswaardig boek. Het is vlot geschreven en kent een goede opbouw. Hoewel het boek weinig nieuws biedt aan iemand die de krant en het journaal volgt, is het aardig dat Buruma de gebeurtenissen van de laatste paar jaar eens op een rijtje heeft gezet en van een context voorziet. Sommige zinnen zijn zo mooi, dat ze een tweede lezing waard zijn. Deze wil ik u niet onthouden: ‘Dat is die andere kant van die zelfgenoegzaamheid, van dat gevoel van satisfait. Als zelfvoldaanheid stuit op tegenslag, breekt paniek uit.’
Verschenen in PM, 14 september 2006