Voor journalisten in Den Haag is het, in een periode zonder verkiezingen, twee keer per jaar feest: rond Prinsjesdag als de begrotingen voor het komende jaar bekend worden gemaakt en op de derde woensdag van mei, de dag dat het kabinet verantwoording aflegt over het gevoerde beleid van het jaar daarvoor. Het journaille wordt overladen met stapels dikke rapporten, waar altijd wel een aantal nieuwtjes uit te halen zijn.
De jaarverslagen van de departementen staan, zoals het een jaarverslag betaamt, boordevol cijfers. Ergens achterin weggestopt hebben alle ministeries een overzichtje van de topinkomens opgenomen. Vanwege de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt) is het sinds vorig jaar verplicht inkomens hoger die van een gemiddeld ministerssalaris openbaar te maken.
In het najaar van 2006 publiceerde het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) voor het eerst een dergelijk overzicht. Voor PM schreef ik destijds een artikel over de salarissen van de hoogste bazen van de departementen, de secretarissen-generaal (SG’s). Gegeven de informatie van BZK constateerde ik dat in 2005 zeven SG’s meer verdienden dan hun minister. Na de cijfers uit de jaarverslagen over 2006 bestudeerd te hebben, bleek dat een jaar later zelfs tien SG’s boven de Wopt-norm zaten, die bovendien was verhoogd naar 171.000 euro. Nieuws!, dacht ik, totdat mijn oog op de kleine lettertjes viel: ‘per abuis is vorig jaar het werknemersdeel in de pensioenafdracht niet opgenomen’. De gegevens waarop ik me vorig jaar had gebaseerd klopten niet en daardoor bleek het door mij geconstateerde nieuws geen nieuws te zijn. De meeste SG’s zijn er in 2006 zelfs op achteruit gegaan, of stegen slechts licht. Natuurlijk, tien van de dertien SG’s verdienen meer dan hun minister, maar dat is nog altijd wettelijk toegestaan. Het inkomen van de meeste SG’s is gebaseerd op een werkweek van 40 uur, het ministerssalaris op 36 uur. Daarnaast kunnen ministers geen extra toeslag krijgen voor goed functioneren, een afspraak hierover kunnen ambtenaren wel in hun arbeidsvoorwaarden laten opnemen.
Dit soort informatie is niet uit het jaarverslag te deduceren. Met als gevolg dat NRC Handelsblad afgelopen zaterdag kopte ‘Premier verdient minder dan zijn woordvoerder’. Dat klopt wel, maar is geen nieuws. Gerard van der Wulp verdiende in 2005 namelijk ook al meer dan zijn baas. Dat ligt overigens eerder aan de hoogte van het salaris van Balkenende dan dat van de topambtenaar, maar dat terzijde.
Veel erger is de fout die de Volkskrant dinsdag maakte. Op pagina 3 bracht de krant vrij prominent het nieuws dat Chris Buijink, SG van Economische Zaken, in 2006 meer dan twee ton had verdiend. Maar Buijink bekleedt deze functie pas sinds februari 2007. Deze fout had voorkomen kunnen worden als in het jaarverslag niet alleen de functie, maar ook de namen worden genoemd. Om privacyredenen gebeurt dat niet, maar het Haagse wereldje is zo klein dat iedereen wel weet wie er achter de functie schuilgaat (op de Volkskrant na dan). De reden dat Jan Willem Oosterwijk, want hij was vorig jaar SG van EZ, ruim 206.000 euro verdiende, komt door ‘variabele beloning, storting afkoop pensioen en een nabetaling van een toelage waar hij uit hoofde van zijn functie recht op had, maar die hij niet of deels (fout berekend) heeft gehad’, aldus de, deels onbegrijpelijke, motivering in het jaarverslag.
Kortom, BZK, doe niet zo moeilijk over het publiceren van dit soort gegevens. Vermeld naam en toenaam, en geef op een overzichtelijke wijze aan waarom de bedragen zijn zoals ze zijn. Er is niets geheimzinnigs aan en je kunt ermee voorkomen dat er fouten in de krant komen. Natuurlijk heeft een journalist zijn eigen verantwoordelijkheid voor de juistheid van zijn informatie, maar de overheid hoeft het niet moeilijker te maken dan het is.