Wat is waar? De haat-liefde verhouding van voorlichters en journalisten is van alle tijden. Ze zijn elkaars vriend en natuurlijke vijand tegelijk. Maar waar voorlichters zich vroeger voornamelijk ontfermden over feitjes en weetjes hebben zij hun territorium inmiddels verlegd naar het heikele gebied van beeldvorming en publiekscampagnes. Daarbij kan de waarheid een kwestie van perceptie zijn. Over feiten en fricties in de communicatie.
Kennis in Kaart is zo’n voorbeeld van hoe het toegaat in Den Haag. Caecilia Kroon, directeur Communicatie van OCW, beschrijft wat een actieve voorlichtingsstrategie inhoudt. In het najaar van 2005 presenteert het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) voor de tweede keer Kennis in Kaart, een overzicht van opleidingen in het hoger onderwijs. Rector Douwe Breimer van de Universiteit Leiden is not amused over de publicatie, want de rechtenstudie van Leiden scoort zeer slecht. Kroon: ‘Toen hebben we samen met studentenvereniging Minerva een debat over het onderzoek georganiseerd, waarvoor ook de pers is uitgenodigd. Zo hebben we de universiteit een podium geboden.’ Mark Duursma, op dat moment onderwijsredacteur bij NRC, kijkt hier een tikkeltje anders tegenaan. Hoewel hij, net als een aantal andere journalisten, door OCW was uitgenodigd, en een persvoorlichter van het departement hem nog speciaal op het debat heeft gewezen, is Duursma stellig: ‘Ik was daar niet op uitnodiging van OCW.’ Sterker nog, het departement heeft geen enkele rol gespeeld in zijn berichtgeving over Kennis in Kaart, meent de journalist. ‘OCW was alleen de bron van het nieuws.’
Wie bepaalt de beeldvorming? De pers of de spindoctors? En hoever mag een ministerie gaan om de publieke opinie te sturen? In de praktijk zijn voorlichters en journalisten ongewild tot elkaar veroordeeld. Ze hebben elkaar nodig, maar stoten elkaar ook af. Een journalist is op zoek naar nieuws en legt het liefst bloot waar het mis gaat, terwijl een departement er belang bij heeft het gevoerde beleid zo positief mogelijk over het voetlicht te brengen. Dit levert nogal eens tegenstrijdige belangen op. Of op zijn minst ergernis bij de woordvoerder als er weer eens iets in de krant staat wat de werkelijkheid geweld aan doet.
180 graden anders
De waarheid kan een kwestie van perceptie zijn. Volgens sommigen is de fles halfvol, volgens anderen is hij half leeg, om maar eens een typisch Haagse platitude te gebruiken. Toch kun je stellen dat het resultaat van een feitenonderzoek moeilijk volledig voorbij kan gaan aan de feiten. Neem de opening van de Volkskrant op 9 mei 2007: ‘Hoofdmoot Grondwet EU blijft intact’. Op grond van speeches van minister Verhagen en staatssecretaris Timmermans en een brief aan de Tweede Kamer concludeert journalist Marc Peeperkorn dat 95 procent van het grondwettelijk verdrag, dat twee jaar geleden door de bevolking in een referendum werd weggestemd, overeind blijft. Dat is ongeveer 180 graden anders dan wat Buitenlandse Zaken probeert uit te dragen. ‘Het is natuurlijk niet toevallig dat de Volkskrant juist op deze dag van Europa dit nieuws brengt,’ reageert Peter Mollema, plaatsvervangend directeur Voorlichting en Communicatie. ‘Elk artikel dat naar onze mening niet de werkelijkheid weergeeft, is natuurlijk droevig. Maar ik begrijp wel dat de Volkskrant er anders over denkt. Tot op zekere hoogte is het ook onderdeel van het spel,’ relativeert hij mild.
Journalisten en voorlichters hebben een haat-liefdeverhouding, geeft ook Mollema toe. ‘Persvoorlichters worden vaak gezien als sta-in-de-weg naar de minister.’ Maar hij geeft liever voorbeelden waarin de partijen met elkaar samenwerken. Zo zocht Buitenlandse Zaken onlangs contact met De Telegraaf om de campagne Wijs op reis in de spotlights te zetten. ‘Dat heeft een mooi artikel opgeleverd,’ stelt Mollema tevreden vast. Het inseinen van journalisten in de hoop op een gunstige pers voor de eigen minister is common practice in Den Haag. Het ministerie van LNV bood de Leeuwarder Courant laatst aan minister Verburg te interviewen omdat de Waddenzee als Natura 2000-gebied was aangewezen. Benno Bruggink, plaatsvervangend directeur Voorlichting op LNV, hanteert deze techniek wel vaker. ‘Als ik weet dat de minister gaat spreken in Zeeland, dan check ik even of de Provinciale Zeeuwse Courant dat wel weet.’ Bruggink ziet daar niets negatiefs in. ‘Ik zou het niet professioneel vinden om ze niet te benaderen, omdat ze zouden denken dat ik aan het spinnen ben. Uiteindelijk bepaalt de journalist zelf wat hij ermee doet.’
Journalisten mogen onderling graag klagen over de hindernissen die door de directies Voorlichting worden opgeworpen. Maar het blijkt nog niet zo eenvoudig om collega’s te vinden die daar on the record harde uitspraken over willen doen. Zo vertelt Duursma van NRC dat hij over het algemeen goed contact heeft met persvoorlichters. Hij constateert wel dat er een groot aantal voorlichters in Den Haag rondloopt en dat dit ‘het werk soms lastig maakt’. Duursma: ‘Ze zeggen wel dat ze het voor ons makkelijker maken, maar ze bedekken zaken, sussen en bagatelliseren.’ Duursma, die tegenwoordig adjunct-chef Binnenland is bij NRC, wil wel een voorbeeld noemen. ‘Laatst waren we een nieuwtje op het spoor over het Islamitisch College Amsterdam dat we wilden verifiëren bij OCW. Onze redacteur kreeg van een persvoorlichter te horen dat hierover bij hen niets bekend was, maar vlak nadat onze deadline was verstreken ging er een brief naar de Tweede Kamer.’
Bestuurlijke zorgvuldigheid
De conclusie dat OCW bewust heeft zitten tijdrekken totdat de deadline van Duursma verstreken was, wil er bij hem niet in. ‘Maar het lijkt me sterk dat ze ’s ochtends nog niets wisten van die brief.’ OCW spreekt het in ieder geval tegen. ‘Op het moment dat de redacteur van NRC belde, konden wij geen uitsluitsel geven omdat staatssecretaris Van Bijsterveldt nog niet had besloten of ze de subsidie aan de school wilde voortzetten,’ laat hoofd persvoorlichting Michaël van Wissen van Veen in een reactie weten. En er was nog een overweging. ‘Het zou onfatsoenlijk zijn tegenover de school als deze in de krant moet lezen hoe de zaken ervoor staan.’ Bestuurlijke zorgvuldigheid in de relaties met derden en transparantie staan vaak op gespannen voet met elkaar. Daar komt nog bij de politieke relatie met de Tweede Kamer, die in principe altijd het eerst geïnformeerd moet worden.
Joop Hazenberg van De Pers is positief gestemd over het contact dat hij heeft met de meeste persvoorlichters. ‘Maar er is een departement, ik zeg niet welk, waar het echt dramatisch is. Ik word nooit teruggebeld en ze reageren niet op mijn e-mails.’ Dit betreft in elk geval niet het ministerie van Algemene Zaken. Daarover is Hazenberg lovend: ‘In no time heb je de woordvoerder van Balkenende aan de lijn.’ Over Buitenlandse Zaken is Hazenberg ook tevreden, wat niet zo gek is, want tot eind vorig jaar werkte hij op dat departement. Een lastige overstap, of niet? ‘Ik heb juist goed contact met BZ omdat ik de medewerkers vrij goed ken. Ze reageren altijd heel snel.’ Een keer heeft Hazenberg de top van het departement tegen zich in het harnas gejaagd. In een artikel over het grondwettelijk verdrag citeerde hij uit vertrouwelijke stukken. ‘Daar was BZ kwaad over,’ zegt Hazenberg. ‘Maar de directie Voorlichting nam het juist voor me op. Zij realiseren zich heel goed dat ik nu journalist ben en een andere rol heb.’ Mollema beaamt dat. ‘We hebben hem ook niet gevraagd wie zijn bronnen waren, dat zou niet zuiver zijn.’ Zijn artikel was voor de voorlichters wel aanleiding ‘extra alert te zijn’ op dit onderwerp nu de Europese top in aantocht is. Soms worden er op BZ uit voorzorg interne afspraken gemaakt. Met Herman van Gelderen bijvoorbeeld, die binnenkort hoofdredacteur van het televisieprogramma Netwerk wordt, maar nu nog woordvoerder is van minister Verhagen. ‘Hij bemoeit zich op eigen initiatief niet meer met de Europese top,’ zegt Mollema. ‘Dat zou in de toekomst problemen kunnen opleveren.’
Waan van de dag
De uitwisseling tussen de twee beroepsgroepen maakt op de buitenwereld vaak een merkwaardige indruk. Zitten ze bij elkaar op schoot? Voeden ze elkaar of fokken ze elkaar op? Op de directies Communicatie is de woordvoering vaak een aparte discipline. Waar de woordvoerder uitsluitend met de hype van de dag bezig is, denkt de directeur Communicatie na over de langetermijnstrategie. Lang niet alle directeuren of plaatsvervangend directeuren Communicatie zijn ook woordvoerder. Zo heeft Caecilia Kroon (OCW) alleen managementtaken, net als Erik den Hoedt (BZK). ‘Ik kan niet de hele dag achter de minister aanhobbelen en ook nog eens zo’n grote directie runnen,’ zegt Den Hoedt. Bruggink van LNV daarentegen is juist een echte persvoorlichter. ‘Ik heb zelfs de reputatie van relnicht die alleen maar aan de minister en de pers denkt,’ zegt hij lachend. Bas Vereecken van Vrom heeft de leiding over het woordvoerdersteam van minister Vogelaar, zijn plaatsvervanger Sicco Louw coördineert het team-Cramer. Soms doet Vereecken ook zelf de woordvoering. ‘Maar niet al te vaak, ik heb ook managementverantwoordelijkheden.’ Vereecken vindt het een lastige dubbelrol, aangezien hij als woordvoerder ‘soms heel erg bezig is met de waan van de dag’. Dat is dan ook precies de reden dat Kroon geen woordvoering doet. ‘Zo kan ik meer aandacht besteden aan de organisatie van de directie.’
Uit ervaring weet Bruggink dat persvoorlichters zichzelf het allerbelangrijkst vinden. ‘We worden niet voor niets goudhaantjes genoemd.’ Vereecken van Vrom heeft een andere benaming voor persvoorlichters: ‘Ze hebben soms de neiging de prima donna uit te hangen,’ zegt Vereecken. ‘Omdat ze vaak met de minister op pad zijn, beschikken ze over veel strategische informatie die ze nogal eens voor zichzelf willen houden.’ Wat Vereecken betreft zouden persvoorlichters zich meer als spelverdeler moeten opstellen.
Als er een departement is dat de laatste tijd veelvuldig op een negatieve manier in het nieuws is, dan is het Defensie wel. Joop Veen, directeur Voorlichting en Communicatie, lijkt er al aan gewend te zijn. ‘We hebben inmiddels het nodige meegemaakt. Het is logisch dat Irak en Afghanistan in de journalistieke belangstelling staan.’ Twee weken geleden nog kopte de Volkskrant: ‘Aard schietincident in Irak verzwegen’. Verslaggevers Jan Hoedeman en Theo Koelé schrijven dat ‘Nederlandse topmilitairen vanaf dag één wisten dat Erik O. op 27 december 2003 gericht had geschoten’. Dit maken ze op uit een transcriptie van het telefoonverkeer waarover ze beschikken. Het bericht kwam die vrijdagochtend voor Veen niet als een verrassing. De avond ervoor ontving hij een e-mail van de journalisten met een aantal vragen. ‘We hebben hier uitgebreid antwoord op gegeven,’ zegt Veen. ‘Daarvan is jammer genoeg maar een klein deel in de krant terechtgekomen.’ Een dag later staat er in de Volkskrant een interview met minister Eimert van Middelkoop, van dezelfde journalisten. Er wordt met geen woord gerept over het nieuwsbericht van de dag ervoor. ‘Je moet die twee zaken ook gescheiden houden,’ vindt Veen. De Volkskrant wilde een kennismakingsinterview houden, zoals ze met meer bewindslieden doen. Daar werken wij graag aan mee.’
MOGEN AMBTENAREN MET DE PERS PRATEN?
Of ambtenaren contact mogen hebben met journalisten wisselt per departement. LNV doet er niet moeilijk over. Benno Bruggink: ‘Ik vind het niet erg als ambtenaren met journalisten praten. Maar ik wil het wel graag weten en ook het liefst de afspraak regelen.’ BZK is er geen voorstander van, maar Erik den Hoedt wil er ook niet ‘te krampachtig’ mee omgaan: ‘Ik ben ertegen als beleidsmedewerkers hun mening in de krant ventileren. Niet zozeer omdat ze dat niet kunnen, maar vanwege de herkenbaarheid. De minister is het boegbeeld van het departement.’ Vrom sluit niet uit dat het gebeurt, ‘maar het is niet de bedoeling dat wij er geen weet van hebben’, zegt Bas Vereecken. Een medewerker van BZ mag niet met zijn naam in de krant. ‘In goed overleg met DVL mogen ambtenaren best off the record met een journalist praten, dat komt ook wel voor,’ aldus Peter Mollema. OCW’ers kunnen in contact treden met journalisten, mits de bewindslieden en de SG er toestemming voor geven. ‘En Communicatie begeleidt dat gesprek,’ zegt Caecilia Kroon. Defensie wil zijn medewerkers geen spreekverbod opleggen, ‘maar als ze worden benaderd door de pers moeten ze altijd de directie Voorlichting inschakelen,’ aldus Joop Veen.
Verschenen in PM, 21 juni 2007