Komst EIT sticht verwarring

Nederland is in verwarring over de komst van het European Institute for Technology (EIT). Vanuit de Kamer klinken bezorgde geluiden over de komst van wéér een geldverslindende moloch van Europese makelij. Ondertussen ijvert de Limburgse commissaris van de koningin Léon Frissen voor huisvesting van de EIT in zijn regio. Maar de EIT krijgt waarschijnlijk niet eens een eigen gebouw. Het moet een los netwerk worden.

Nee, het is nooit de bedoeling geweest dat er een gebouw zou komen, een stapel stenen die een prestigieus Europees technologisch instituut zou vormen. Frans van Vught wil daar heel duidelijk over zijn. Als beleidsadviseur van Europees Commissievoorzitter Barroso is Van Vught nauw betrokken geweest bij de ideevorming van een heus European Institute for Technology (EIT). Sterker nog, in het groepje dat Barroso geregeld van adviezen voorziet, was hij degene die het EIT in portefeuille had, dus je zou zeggen dat hij weet waarover hij het heeft. En toch, politici in Nederland zijn huiverig. Huiverig voor een ‘bureaucratisch moloch’, zoals Tweede Kamerlid Jasper van Dijk (SP) het instituut in wording bestempelt. Ook Charlie Aptroot (VVD) en Marianne Besselink (PvdA) ‘houden hun hart vast’. Aptroot: ‘Let maar op, Europa wil weer een standbeeld voor zichzelf neerzetten.’
Onterecht, als we Van Vught mogen geloven. Hij benadrukt dat veel te snel de vergelijking met het Amerikaanse MIT, het Massachussets Institute for Technology, is getrokken. Daar is Barroso overigens zelf debet aan geweest. ‘Waarom hebben we in Europa niet zoiets als het MIT?’, vroeg deze zich twee jaar geleden hardop af . Volgens Van Vught wilde hij daarmee echter niet zeggen dat er ook echt een Europees MIT moest komen. ‘Van het begin af aan hebben we gezegd dat we een Europese vorm moeten vinden voor een dergelijk instituut’, aldus Van Vught.
Hoewel het dus nooit de intentie van de Europese Commissie is geweest een prestigieuze supercampus in het leven te roepen, heeft Nederland altijd voorop gelopen in de strijd tegen deze vermeende ´moloch´ in wording. Ook nu nog, net nadat de Europese ministerraad voor Concurrentievermogen vlak voor de zomer akkoord ging met de komst van het EIT in de vorm van netwerken, hebben Nederlandse politici hun reserves. SP’er Jasper van Dijk: ‘Dat het nu een netwerk schijnt te worden in plaats van een daadwerkelijk instituut is verstandig. Toch blijft het onduidelijk wat men precies wil. Er wordt gesproken over allerlei fases en wie vertelt mij dat er in 2012 niet alsnog een instituut wordt opgericht?’ Ook VVD-Kamerlid Aptroot, die ‘hartstikke voor samenwerking tussen topinstituten’ is, is er nog niet zeker van het ook echt een netwerk gaat worden: ‘Men heeft het over een directie en een raad van toezicht, volgens mij gaat het al over honderd ambtenaren, is dat nodig voor een netwerk?’

Vrij snel kwamen de beleidsadviseurs van Barroso op de netwerkgedachte, vertelt Van Vught. Er moeten kennis- en innovatiegemeenschappen (kig’s) rondom bepaalde thema’s worden samengesteld waarin universiteiten en het bedrijfsleven participeren. Europa’s grootste probleem is namelijk, aldus Van Vught, dat het bedrijfsleven te weinig investeert in onderwijs en onderzoek. ‘Private investeringen zijn in Europa aanzienlijk lager dan in de Verenigde Staten en Japan.’ Van Vught weet – ‘want ik heb veel gesprekken met het bedrijfsleven gevoerd’ – dat bedrijven graag geld willen steken in de kig’s omdat dit zal leiden tot innovatie. Nu is het zo dat bedrijven onderzoek en ontwikkeling liever uitbesteden aan goedkope landen als China, stelt hij. ‘Als het belang van het EIT voor het bedrijfsleven duidelijk wordt, dan willen ze best investeren.’
Dat er ten behoeve van de EIT een directie en een raad van toezicht zal worden samengesteld, beaamt Van Vught. ‘Maar de raad van toezicht bestaat uit parttime jobs en daarnaast wordt een kleine directie gevormd,’ zegt hij. Aptroot is niet overtuigd: ‘Wat ons betreft wordt het EIT zo klein mogelijk, met een laag budget. Het gaat vooral om de mentaliteit dat een Duitse wetenschapper bereid is samen te werken met een Nederlander.’ Ook Marianne Besselink, woordvoerder van de PvdA-fractie op dit onderwerp, is er nog niet helemaal gerust op. ‘Er wordt straks een raad van bestuur ingesteld die de kennisinstituten draaiende houdt. Maar zo’n raad gaat zichzelf natuurlijk niet overbodig maken.’ Van Vught zucht. ‘Het beeld van het EIT als geldverslindend instituut, heeft zich vooral in de hoofden gevormd. Het is een fantoom geworden, een spook, dat er helemaal niet is.’

Zoals het een SP’er betaamt, vraagt Jasper van Dijk zich af waarom Europa een dergelijk initiatief moet nemen. ‘Dit is weer een typisch voorbeeld van een top down project waarmee Europese politici menen te kunnen scoren,’ aldus Van Dijk, die voordat hij in de Kamer kwam twee jaar in Brussel werkte. ‘Ik heb met eigen ogen kunnen zien hoe goed Europa is om instellingen en organisaties op te tuigen, die je vervolgens moeilijk weer weg krijgt.’ Van Dijk is overigens helemaal geen tegenstander van samenwerking tussen universiteiten, maar meent dat ze dat heel goed zelf kunnen organiseren, zonder hulp van Brussel. Van Vught is het hiermee niet eens. ‘Universiteiten, ook de Nederlandse, zijn niet in staat op grote schaal private middelen voor onderzoek te genereren.’ Hans van Duijn, rector magnificus van de Technische Universiteit Eindhoven, valt hem bij. ‘Natuurlijk, er zijn nu ook samenwerkingsverbanden tussen universiteiten in Europa, maar in dit geval praten we over zoveel investeringen en over zo’n grote schaal dat coördinatie vanuit Brussel gewenst is.’
Naast rector magnificus is Van Duijn voorzitter van het Institute of Science and Technology, de onderzoekspoot van 3TU, waarin de drie technische universiteiten (Eindhoven, Delft en Twente) sinds een paar maanden samenwerken. ‘Onze wetenschappers zullen natuurlijk volop gaan meedoen in het EIT. Of het nu gaat om onderzoek naar energie, mobiliteit of ict, met zijn drieën zijn we een interessante partner, we behoren tot de grote instellingen in Europa.’ Hoewel Van Duijn voor de toekomst volop mogelijkheden ziet, benadrukt hij dat het nog geen gelopen race is. Dat werd hem eens te meer duidelijk tijdens een gesprek dat hij een paar maanden geleden in Brussel had met Jan Figèl, de Eurocommissaris die verantwoordelijk is voor onderwijs. ‘Het EIT is nog omgeven door onduidelijkheden,’ aldus Van Duijn. ‘Wat er nu precies gaat komen, wanneer en waar, ik weet het nog niet.’ Dat de Euregio Maas-Rijn de stad Aken naar voren heeft geschoven als vestigingsplaats van het EIT-bestuur, zegt Van Duijn dan ook niet zoveel. ‘Wat mij betreft is het lood om oud ijzer.’
Voor Léon Frissen, commissaris van de koningin van Limburg en voorzitter van de Euregio, ligt dat anders. ‘Aken is een uitstekende plek voor het EIT,’ zegt hij. ‘De Euregio is een agglomeratie van vier miljoen inwoners en een groot aantal kennisinstellingen die in totaal 80.000 studenten herbergen.’ Als het aan Frissen ligt neemt de Europese Commissie eind dit jaar nog een beslissing over de vestiging van het EIT. VVD’er Aptroot houdt, nogmaals, zijn hart vast: ‘Het gevaar is dat iedereen gaat lobbyen voor de vestiging van het EIT, maar als het heel klein blijft dan doet dit er helemaal niet toe.’ Dat vindt zijn SP-collega Van Dijk ook: ‘Het wordt toch een netwerk en geen instituut? Dan is deze discussie niet nodig’. De PvdA ziet desondanks kansen. ‘Als het er dan toch moet komen, dan moeten we er vooral de vruchten van plukken,’ meent Marianne Besselink. ‘Dan kunnen we ook meteen de vinger aan de pols houden dat dit project niet uitmondt in een enorme bureaucratie.’

Verschenen in PM Europa, 13 september 2007

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s