Wat deden de topambtenaren van nu toen ze 25 jaar waren? Welke ambities koesterden ze en hoe zijn ze geworden wat ze nu zijn? PM vraagt het een aantal prominente spelers binnen de rijksoverheid. In het eerste deel Chris Buijink, secretaris-generaal van Economische Zaken.
Het jaar 1979 begint koud, extreem koud. Door de vele sneeuwval in de eerste weken van januari raakt het maatschappelijk leven ontwricht. In Iran komt ayatollah Khomeini aan de macht. De tweede oliecrisis breekt uit. Het tweede kabinet-Van Agt maakt zich weinig populair door te snijden in uitkeringen en ambtenarensalarissen. Chris Buijink, tegenwoordig secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken, brengt de zomer van 1979 door in Kroatië, toen nog gewoon Joegoslavië, alwaar Tito als ‘president voor het leven’ nog altijd aan de macht is. Buijink, 25 jaar oud, zit in het jaar voor zijn afstuderen – internationale betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam – en sjouwt in de omgeving van Pazin in Istrië rond met de Tandberg bandrecorder van zijn vrouw, die veldonderzoek doet naar dialecten. Buijink: ‘Zij zocht dialectsprekers op, nam hen op de bandrecorder op om het vervolgens te gebruiken voor haar onderzoek naar de ontwikkeling van het Slavisch’.
In Pazin logeerden Buijink en zijn vrouw een aantal weken in motel Lovac, een communistisch hotelletje met arbeiderszelfbestuur. ‘Daar heb ik mijn sollicitatiebrief voor een vacature van het ministerie van Economische Zaken geschreven,’ vertelt Buijink. ‘Ik had de advertentie uitgeknipt uit het NRC. Het was een algemene vacature voor beleidsmedewerker. Vanwege mijn opleiding verwachtte ik te worden opgeroepen door het directoraat-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen, maar ik werd gebeld door iemand van Algemene Economische Politiek. Van die afdeling had ik nog nooit gehoord.’
Op EZ waren ze op zoek naar een ‘hulpje’, zoals Buijink het zelf noemt, voor de coördinator parlement, die meer tijd zou moeten besteden aan het schrijven van speeches voor de minister. ‘Ze hebben mij uit de kaartenbak getrokken omdat ik politicoloog was, ze dachten zeker dat ik kennis had van het parlement. Maar ik had IB gedaan, dus had me niet met het Nederlandse parlement beziggehouden.’
Dus u heeft zich destijds naar binnen gebluft?
‘Helemaal niet,’ zegt Buijink, een tikkeltje verontwaardigd. ‘Het klikte blijkbaar.’ En óf het klikte. Ruim 27 jaar later zit hij nog steeds op hetzelfde departement. Buijink kan zich de eerste dagen op EZ nog goed herinneren. ‘Ik kreeg een plekje toegewezen op de kamer van een collega. Dat was Jan Willem Oosterwijk, mijn voorganger als SG, die hier toen net een paar jaar werkzaam was. Hij moest een bureau voor me regelen.’
De afdeling Algemene Economische Politiek (AEP), waar Buijink in 1980 zijn loopbaan begon, was destijds de directie die de secretaris-generaal ondersteunde. Frans Rutten, jarenlang SG van EZ, hield kantoor in dezelfde kamer als waar Buijink nu zit. Wat dat betreft is er niets veranderd. ‘Ik was geen econoom, dus werd ik voornamelijk ingezet om de SG en te ondersteunen,’ blikt Buijink terug. Zijn werk bestond uit het voorbereiden van Kamerdebatten, zaken regelen rond de reorganisatie van de rijksdienst en werken aan een nieuwe taakverdeling tussen EZ en OCW omtrent het wetenschaps- en innovatiebeleid, wat nu nog steeds een heikel punt is. ‘Op een gegeven moment werkte ik zoveel voor de SG dat mijn directeur zei dat ik maar “naar boven” moest, omdat hij geen idee had wat ik allemaal aan het doen was. Zo ben ik begonnen als eerste stafmedewerker van een Bureau SG, dat toen eigenlijk niet bestond. In de loop van 1987 werd ik adjunct-secretaris generaal, een functie vergelijkbaar met hoofd Bureau SG.’ In die hoedanigheid was Buijink, samen met een collega van personeelszaken, een tijdje gestationeerd bij DSM. ‘Rutten was er commissaris, dat kon in die tijd nog,’ zegt Buijink lachend. ‘Bij DSM hadden ze een loopbaanontwikkelingsbeleid, dat wilde Rutten ook hier introduceren voor de top 150 van het departement.’
In de werkkamer van de SG, op de eerste etage met uitzicht op de Bezuidenhoutseweg, herinneren een paar foto’s nog aan de beginjaren van Buijink op EZ. Hij wijst op een ingelijst kiekje van de directie AEP uit begin jaren tachtig waarop ook Gerrit Zalm, Jan Willem Oosterwijk en Dirk Jan van den Berg, de latere SG van Buitenlandse Zaken en nu ambassadeur in Peking, staan afgebeeld. Op een andere foto drinkt Buijink een glaasje met Frans Rutten en pSG Jan Bos. Rutten, telg uit een invloedrijke KVP-familie en Bos een ‘rooie’ uit de Zaanstreek. Wat weet Buijink nog van SG Rutten, die in totaal 17 jaar lang de hoogste baas van EZ was? ‘Rutten was onnavolgbaar in doelgerichtheid. Hij opereerde buitengewoon effectief in het Haagse netwerk en was een groot econoom. In nauwe samenwerking met Ruud Lubbers speelde hij een belangrijke rol bij het economisch herstelbeleid in de jaren tachtig. Hij had de gewoonte hele jonge ambtenaren tot directeur-generaal te benoemen. Zo hadden we op een gegeven moment op EZ een aantal langst zittende DG’s die nog steeds de jongste van het rijk waren.’
Geelhoed was een echte denker
In 1990, Buijink was inmiddels directeur Algemeen Technologiebeleid, werd Rutten opgevolgd door Ad Geelhoed. ‘Een echte denker, met zijn onafscheidelijke pijp,’ zo herinnert Buijink zich de eerder dit jaar overleden Geelhoed. ‘Hij heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het verbeteren van het functioneren van de reële economie met het opengooien van markten en het bevorderen van concurrentie.’ Daarna kwam Sweder van Wijnbergen. ‘Maar die is er maar kort geweest,’ memoreert Buijink. De PvdA’er Van Wijnbergen was binnengehaald door Hans Wijers, de huidige topman van Akzo. ‘Van Wijnbergen bracht een enorme internationale ervaring mee.’ Buijink merkte dat op tijdens zijn reizen als plaatsvervangend directeur-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen door Latijns-Amerika, vooral in Mexico en Chili. Sweder van Wijnbergen ‘gold daar als een grootheid’. Maar in Den Haag ging het mis.
Vervolgens keerde Jan Willem Oosterwijk na een periode op Verkeer en Waterstaat en Financiën weer terug op EZ. Buijink: ‘Jan Willem introduceerde het model dat je niet meer dan tien tot vijftien jaar op een plek zat. Dat vind ik prima. Je moet een persoon niet te veel een stempel op de organisatie laten drukken. Als je kasteelheren 25 jaar op een kasteel laat zitten, dan wordt het hun kasteel. Het om de zoveel jaar rouleren van werkplek heeft er ook toe geleid dat de top van de departementen elkaar meer ziet als collega’s. We kennen elkaar nu veel beter en dat komt de interdepartementale samenwerking ten goede. De ABD heeft hier goed werk verricht.’
Toch is Buijink zelf EZ altijd trouw gebleven. Heeft hij nooit eens rond willen kijken op een andere departement? ‘Ik heb wel elders gesolliciteerd,’ geeft hij toe. ‘Bij Buitenlandse Zaken en Financiën, maar dat ging dan uiteindelijk niet door.’ En dus bleef Buijink op Economische Zaken, op posities waar hij de SG ondersteunde en de ministers uit de wind hield, maar ook werkte hij vijf jaar in de uitvoering. Voor ambtenaren van het kerndepartement toch vaak een positie waarop wordt neergekeken. Ook Buijink zag het in eerste instantie helemaal niet zitten om directeur te worden van de uitvoeringsorganisatie voor technologiebeleid Stipt (het latere Senter). ‘Dan zou ik weg moeten van het departement, van het centrum van de macht. Ik was net beleidsdirecteur geworden.’ Toch nam hij de stap, omdat het hem ‘leerzaam’ leek. ‘Achteraf gezien is het een van de leukste periodes uit mijn loopbaan geweest; bouwen aan een nieuwe organisatie, een fusie regelen, een agentschap vormen en presteren in directe dienstverlening.’
Als het gesprek op de ambities van Buijink komt, valt hij even stil, alsof hij niet meer weet wat hij als 25-jarige student internationale betrekkingen voor ogen had. ‘Voor mij stond het werken in het publieke domein voorop, meebouwen aan het land. Daar heb ik nooit aan getwijfeld. Als je gaat werken bij een ministerie, dan wil je daar goed in zijn. Ik weet niet of het een maatstaf is – als je kunt zeggen dat je 27 jaar later SG bent – dat je het goed hebt gedaan, maar het zegt wel wat, denk ik.’ Dat hij geen econoom is, heeft Buijink nooit als handicap ervaren. ‘Ik heb inmiddels natuurlijk veel ervaring opgedaan op de terreinen die Economische Zaken bedient, zegt hij. ‘En ik heb goede collega’s, als ik iets niet snap dan vraag ik het gewoon.’ Om eraan toe te voegen: ‘Ik heb wel een lesbevoegdheid economie, dus ik kan altijd nog in het onderwijs terecht.’
RSV-enquête
Een van de gebeurtenissen die Buijink nog helder voor de geest staat, is de parlementaire enquête rond het scheepsbouwbedrijf Rijn-Schelde-Verolme, beter bekend als de RSV-enquête. De overheid had het bedrijf jarenlang fors financieel gesteund, desondanks volgde begin jaren tachtig een faillissement. VVD-minister Gijs van Aardenne van Economische Zaken ging door het stof. Buijink: ‘Die enquête staat me bij als iets enorms. Ik was toen assistent van de plaatsvervangend SG, die als coördinator optrad in het faciliteren vanuit het departement van de enquêtecommissie.’ Binnen EZ had Buijink contact met de ambtenaren die zouden worden gehoord. ‘Maar ook de enorme logistieke operatie is me bijgebleven. Archiefmedewerkers draaiden overuren om in het predigitale tijdperk al die stukken boven water te krijgen. Laden werden omgekeerd en kasten leeggehaald, om te kijken of we alle stukken wel hadden aangeleverd. Van Aardenne was een buitengewoon bekwaam en integer bestuurder en die zie je dan langzaam maar zeker vermalen worden. Hoe dat voelt? Natuurlijk ben je als ambtenaar loyaal aan je bewindspersoon en als je ziet dat de minister in een situatie wordt gebracht waarin hij onterecht gaat bungelen, zijn dat momenten die je niet snel vergeet. Van Aardenne hoefde uiteindelijk niet af te treden, maar hij heeft echt moeilijke debatten moeten voeren en hij is vleugellam gemaakt, aangeschoten wild. Daar was ik dan als jongmaatje bij, op zijn kamer. Ja, history in the making.’
Tussen alle foto’s van vroeger en van zijn al reizen, staat in de kast van de topambtenaar een bordje met daarop ‘Buijink terras’. Hoewel de topambtenaar er eigenlijk vandoor moet, naar zijn collega’s van het SG-overleg, vertelt hij nog snel het verhaal achter dit bordje. ‘Mijn eerste kamer op het departement was bij Jan Willem Oosterwijk, dat vertelde ik al. Daarna kwam ik terecht op een kamer die nu niet meer bestaat, maar waar tegenwoordig de koffiecorner van EZ is. Ik keek uit op het Haagse bos, het was net een huiskamer waar een grasveld aan vast zat. Daar moest een terras komen, dacht ik destijds bij mezelf. Als pSG, jaren later, is het gelukt de handen daarvoor op elkaar te krijgen. Toen het klaar was, dat was in de tijd van Herman Heinsbroek, mocht ik het terras openen. Ik haalde het doek weg en daar hing het bordje. Dat vond ik te veel eer. Maar het bordje is wel aardig en ik heb het bewaard. Mocht ik ooit nog eens onder het terras begraven worden, er is genoeg ruimte voor, dan mogen ze wat mij betreft het bordje ophangen en het het Buijink terras noemen. Maar nu nog niet.’
Verschenen in PM, 13 september 2007