In 2011 moet er een nieuw functiegebouw voor de rijksdienst zijn opgetuigd met maar 50 verschillende functieomschrijvingen. Een stuurgroep onder leiding van Wilma de Munck van VWS trekt er hard aan dit huis van de grond te krijgen. ‘Ik zie het meer als een evolutie, dan als een revolutie.’
Van enkele tienduizenden traditionele functiebeschrijvingen terug naar vijftig functieprofielen: voor die taak staat Wilma de Munck, voorzitter van de stuurgroep die in opdracht van de ICPR (het overleg van directeuren P&O binnen de rijksdienst) het functiegebouw van de rijksdienst onder handen neemt.
Acht departementen (BZK, BZ, Justitie, LNV, OCW, VenW, Vrom en VWS) werken aan een nieuw functiegebouw dat consistenter en transparanter is dan de huidige wirwar aan functies die in de loop der tijd is ontstaan, vertelt De Munck in haar kantoor op het ministerie van VWS, waar ze directeur P&O is. Samen met haar collega-directeuren op de andere zeven departementen komt ze eens per twee maanden bijeen om de voortgang van het project te bespreken. Het ‘echte’ werk wordt gedaan door programmamanagers Edward Goossens en Frank Bierkens en hun team. ‘Zoals het functiegebouw nu is ingericht, is het appels met peren vergelijken,’ zegt Bierkens. ‘Wij zijn programmamanagers. Bij Rijkswaterstaat werken ook programmamanagers, maar die zijn bijvoorbeeld bezig met de aanleg van de Tweede Coentunnel.’
Door flink te snijden in het aantal verschillende functieomschrijvingen en de nadruk te leggen op resultaat, gedrag en aanvullende eisen, zoals opleiding en werkervaring, moet een transparant geheel ontstaan waardoor het inzichtelijker wordt wat een functie precies inhoudt. Goossens: ‘Bij het optuigen van een programmaministerie zoals Jeugd en Gezin of Wonen, Wijken en Integratie gaat men op zoek naar een aantal ambtenaren: bijvoorbeeld een topadviseur, een projectmanager en drie senior beleidsmedewerkers. Straks is in een keer duidelijk welk type mensen daarvoor nodig zijn.’ Een ander voordeel is, zegt Bierkens, dat er bij het vervullen van een vacature breder kan worden gezocht. ‘Als je op zoek bent naar een inspecteur voor het spoor, kun je ook contact zoeken met een arbeidsinspecteur. Kennis, ervaring en opleiding zijn wel anders, maar inspecteren doen ze beiden.’ De Munck voegt toe dat de nieuwe functieprofielen een hulpmiddel zijn in de interactie tussen leidinggevende en medewerker. ‘Daar moeten we dus draagvlak creëren.’ Ze vervolgt: ‘Het moet voor medewerkers inzichtelijk worden wat de volgende stap in hun loopbaan is.’
Niet te abstract
‘De kunst is de functieprofielen niet te abstract te maken,’ waarschuwt Toon Warnier, werkzaam bij de directie Organisatie en Personeelsbeleid Rijk van BZK en namens de sector rijk lid van De Muncks stuurgroep. ‘Maar ook niet te gedetailleerd, want dan worden ze onvergelijkbaar.’ Het moet wel mogelijk blijven per departement nog een specialisme toe te voegen, vindt hij. ‘Als je voor een bepaalde functie bouwkunde nodig hebt, moet je er geen jurist neerzetten, ondanks dat het op papier dezelfde functie is.’
Hoeveel veranderingen de omslag naar een nieuw functiehuis teweeg zal brengen, is per departement verschillend, vervolgt De Munck. ‘Verkeer en Waterstaat is een heel eind en op BZK en EZ wordt al met profielen gewerkt die er erg op lijken.’ Voor haar eigen departement, VWS, zal de implementatie heel wat meer voeten in de aarde hebben. ‘Wij hebben veel meer taakgerichte functies.’ Toch is ze optimistisch. ‘Ik zie het meer als een evolutie, dan als een revolutie.
Om te bepalen over welke competenties bijvoorbeeld een senior beleidsmedewerker moet beschikken, worden klankbordsessies georganiseerd met ambtenaren uit een functiegroep. Zo werd Jacques Wijnen, senior beleidsmedewerker bij de directie Rechtsbestel van het ministerie van Justitie, uitgenodigd vlak voor de zomer bij zo’n bijeenkomst aanwezig te zijn. Hij vond het zeer verhelderend. ‘Op Justitie hebben we een groot aantal functiestramienen waarvan je je soms afvraagt wat we ermee moeten,’ zegt Wijnen. ‘Wat deze jongens doen is een stuk simpeler. Het is compacter en minder gedetailleerd. Daardoor is het makkelijker om mee te werken.’ Of het nieuwe functiehuis ook daadwerkelijk meer flexibiliteit van ambtenaren tot gevolg heeft, betwijfelt hij. ‘Daar ben ik een beetje sceptisch over. In theorie zou het moeten kunnen natuurlijk, maar als ik naar mezelf kijk: ik werk bewust op Justitie en zou niet weten wat ik op het ministerie van Landbouw zou moeten doen. Met alle respect voor mijn collega’s daar, maar ik heb geen enkele affiniteit met dat beleidsterrein.’
Flexibiliteit is het toverwoord van Roel Bekker, de secretaris-generaal Vernieuwing Rijksdienst die het project van Bierkens en Goossens betaalt. Door de huidige functiebeschrijvingen, die vaak nogal taakgericht zijn, te veranderen in een meer generiek profiel, wordt het voor ambtenaren inzichtelijker voor welke vacatures ze bij een ander rijksonderdeel in aanmerking kunnen komen, zo is de gedachte. Daarin schuilt direct ook het gevaar, vinden de vakbonden. Zij vrezen dat het voor managers wel heel makkelijk wordt hun medewerkers bepaalde taken in de schoenen te schuiven, die eigenlijk niet tot hun functie behoren. ‘Roel Bekkers ideaal is een superflexibele ambtenaar,’ zegt Goossens. Dat willen de bonden ook, hoewel zij veiligheid voor de werknemer gewaarborgd willen zien. Een medewerker moet niet zomaar zonder overleg ergens geplaatst kunnen worden of een taak opgelegd krijgen waarvoor hij niet is aangenomen.’ Bierkens vult aan: ‘Met ons project zitten we ertussenin. We faciliteren flexibiliteit en we creëren veiligheid.’
Verschenen in PM Special over mobiliteit bij de rijksdienst, 5 december 2008