Een golf van verontwaardiging trok vorige week de wereld over. Oud-CIA-medewerker Edward Snowden onthulde dat de Amerikaanse inlichtingendienst NSA stelselmatig meeleest met wat er op het wereldwijde web gebeurt.
Na aanpassing in 2007 van de Protect America Spionagewet door toenmalig president Bush hebben ambtenaren toegang tot allerlei data die online worden uitgewisseld via Amerikaanse websites als Google, Facebook en Yahoo.
Snowdens onthulling leverde forse kritiek op. Onder het mom van nationale veiligheid zou de privacy van miljoenen internetgebruikers worden geschonden. Eurocommissaris Reding van Justitie heeft de Amerikaanse regering inmiddels per brief om opheldering gevraagd. Zelfs Angela Merkel is voornemens president Obama, als hij deze week een bezoek brengt aan Berlijn, op het spionageschandaal aan te spreken. De Duitse minister van Justitie Leutheusser noemt de berichten over PRISM, zoals het programma heet, ‘hoog verontrustend’ en ‘mogelijk gevaarlijk’.
Columnist Thomas Friedman van The New York Times wierp eind vorige week een ander licht op de zaak. Ook hij maakt zich zorgen over de privacy van burgers, maar is bereid deze op te offeren – en de overheid onder allerlei voorwaarden met onze internetcommunicatie te laten meelezen – als dat betekent dat de open samenleving die Amerika nu is, behouden blijft. ‘Ideaal is het niet,’ schrijft hij. ‘Maar als er nog één aanslag op de schaal van 9/11 plaatsvindt, lijden de burgerrechten daar veel meer onder.’ Met recht een ondergesneeuwd aspect rondom alle commotie die PRISM afgelopen week heeft veroorzaakt.
Verschenen in SC, 18 juni 2013