Het aantal Nederlandse gedetacheerde ambtenaren bij Europese instellingen is de laatste jaren fors gegroeid. Op dit moment zijn tachtig zogeheten END’ers, Experts Nationals Detachés, voor de Europese Unie werkzaam. PM reisde naar Brussel en sprak met zes van hen. ‘Een detachering is voor een departement het ideale middel om invloed in Europa uit te oefenen.’
De ontvangst in het Altiero Spinelli gebouw aan de Wiertzstraat in Brussel is opmerkelijk. Als Mario Damen in het bezoekerscentrum zegt dat hij een END’er is, kijkt de baliemedewerker vol onbegrip. Damen is geen vaste of tijdelijke medewerker van het Europees Parlement, maar een Expert National Detaché. END’ers zijn ambtenaren met een specialisme, afkomstig uit de lidstaten en voor maximaal vier jaar gedetacheerd bij een van de Europese instellingen. Bij het parlement werken 25 gedetacheerde ambtenaren, onder wie op dit moment drie van Nederlandse komaf. Mario Damen is een van hen. In de ‘Mickey Mousebar’, in de wandelgangen zo genoemd vanwege de rode, gele en blauwe ronde stoeltjes, vertelt hij over zijn detachering bij het secretariaat van de vervoerscommissie van het Europees Parlement.
‘Het begrip END’er is hier niet zo bekend,’ zegt Damen refererend aan het misverstand met de baliemedewerker even daarvoor. ‘Bij de Europese Commissie is dat anders, daar worden veel meer ambtenaren met een bepaalde expertise gevraagd en er wordt ook al langer met END’ers gewerkt.’ Toch is het voor het ministerie van Verkeer en Waterstaat, het thuisdepartement van Damen, belangrijk iemand bij het parlement te hebben. Jan Terstegen van de directie Internationale Zaken, waarvan ook Damen afkomstig is, legt uit dat het Europees Parlement net zo belangrijk is als de Raad van Ministers in het Brusselse wetgevingsproces. Maar, vervolgt hij: ‘Bij de voorbereiding van het Europees beleid ligt het accent op de Europese Commissie. Daarom is het van belang ook daar VenW’ers te detacheren, bijvoorbeeld iemand van DG Water bij DG Milieu van de Commissie.’
Veruit de meerderheid van de tachtig Nederlandse END’ers is bij de Europese Commissie gedetacheerd. Gerben Everts, uitgezonden door het ministerie van Financiën naar DG Interne Markt, houdt zich bezig met de nieuwe Europese strategie voor de komende vijf jaar voor banken, verzekeraars, effectenbedrijven en beleggingsfondsen. In de hal van het Berlaymontgebouw aan het Robert Schumanplein in Brussel, waar de bijna elfduizend beleidsambtenaren van de Europese Commissie hun werk doen, legt hij uit dat het accent van het wetgevingsproces – door de nadruk op betere wetgeving en het streven naar inperking van administratieve lasten – steeds meer op het beginstadium is komen te liggen, bij de Commissie dus want zij heeft immers initiatiefrecht. ‘Daar moet je bij zijn en je invloed laten gelden.’ Volgens Everts, inmiddels 3,5 jaar in Brussel werkzaam, zijn het vooral de END’ers die deze invloed kunnen uitoefenen. ‘Den Haag heeft buiten de END’ers absoluut geen toegang tot wat er in de beginfase van het wetgevingsproces in Commissie gebeurt.’
De vier collega’s die hem flankeren knikken instemmend. Samen met Aldrik Gierveld, Henriëtte van Eijl, Emar Gemmeke en Nico Kikke vormt Everts het END-bestuur dat de belangen van de Nederlandse END’ers in Brussel behartigt. Gemmeke, door het ministerie van Landbouw gedetacheerd bij DG Handel: ‘Het relatieve belang van END’ers is door de uitgebreide EU alleen maar toegenomen.’
Doorgeefluik
Nadat vorig jaar tien lidstaten toetraden, is het aantal ambtenaren nagenoeg gelijk gebleven. In totaal zijn op dit moment 439 Nederlandse beleidsambtenaren in dienst bij de Commissie, vier procent van het totaal. ‘De kans dat het aantal ambtenaren dat in dienst is exponentieel gaat toenemen, is klein,’ meent Gemmeke, die zich in Brussel bezighoudt met non-tarifaire handelsbelemmeringen tussen de EU en landen daarbuiten. Everts voegt toe: ‘Voor een departement is het veel belangrijker om mensen in Brussel te hebben die daadwerkelijk de pen voeren en het beleid maken, dan om enkel informatie doorgespeeld te krijgen waar men uiteindelijk weinig mee kan, zeker als deze vertrouwelijk is. Daarom zijn detacheringen het ideale middel voor een departement om invloed in Brussel te kunnen uitoefenen.’
Ook Nico Kikke, door het Hoofdproductschap Akkerbouw namens LNV gedetacheerd bij DG Enterprise, meent dat het voor Nederland belangrijk is ambtenaren dicht bij de bron te hebben. Hij houdt zich bezig met de export van verwerkte landbouwproducten. Nederland heeft hierin in Europa een fors aandeel van twintig procent. ‘Een ambtenaar met een belang bij dit dossier denkt anders dan iemand die alleen maar van mening is dat hij regeltjes moet uitvoeren. Ik denk toch meer vanuit het handelsbelang en wil ons aandeel op de wereldmarkt in stand houden.’ Kikke plaatst een kanttekening bij de impressie dat END’ers een informatiedoorgeefluik naar Den Haag zijn: ‘Hoewel we in dienst zijn van het departement en goed contact belangrijk is, werken we uiteindelijk voor de Commissie. Daar ligt dus onze eerste loyaliteit. Bovendien hebben we een geheimhoudingsplicht.’
Met 57 jaar is Kikke een senior onder de END’ers. De meeste ambtenaren die een paar jaar in Brussel gaan werken, zijn jonger en bevinden zich middenin hun carrière. Volgens Everts erkent Den Haag het belang van detachering, maar ziet men het nog teveel als een cadeautje en vergeten de departementen dat END’ers in vier jaar tijd een grote ontwikkeling doormaken. ‘Daarmee snijdt Nederland zich behoorlijk in de vingers,’ zegt Everts. ‘Er wordt niet nagedacht over het promotietraject gedurende de detachering.’ END’ers blijven gedurende de volledige detachering in principe op dezelfde functieschaal als waarop hij of zij uit Den Haag vertrok. ‘Na vier jaar zijn de alternatieven in Brussel daardoor vaak beter dan terugkeer naar het oude bureau in Den Haag. Dat beseft men nog veel te weinig,’ waarschuwt Everts.
Aldrik Gierveld, vanuit Buitenlandse Zaken werkzaam bij het secretariaat-generaal van de Commissie, vindt dat de departementen onderschatten welke bagage END’ers mee terug nemen naar Nederland. ‘Bij de beleidsvorming kijkt Den Haag nog veel te veel naar Den Haag. Maar aan ieder dossier zit een Europese dimensie. Ambtenaren die in Brussel hebben gewerkt, letten eerder en beter op die Europese context,’ meent hij.
Vergelijkbare conclusies trok ook de gemengde commissie die dit jaar voor het Programma Andere Overheid een rijksbrede takenalyse uitvoerde naar de sturing van EU-aangelegenheden. De commissie, onder leiding van oud-Commissaris van de Koningin van Limburg Berend-Jan van Voorst tot Voorst, pleitte voor meer detacheringen bij de Europese instellingen en het formuleren van een rijksbreed Europees personeelsbeleid waarbij aandacht wordt geschonken aan een passende terugkeer en een goede loopbaanontwikkeling. Het END-bestuur probeert zich hiervoor hard te maken. Het vijftal zou ook graag zien dat de spelregels voor een detachering duidelijk zijn en voor iedereen gelijk. Nu hebben de departementen een eigen detacheringsbeleid.
Arbeidsrecht
Everts vertelt dat de meeste departementen ook voor de END’ers in Brussel het Algemeen Rijksambtenarenreglement (Arar) hanteren waarin de rechtspositie van ambtenaren is vastgelegd. ‘Maar op Economische Zaken en Justitie willen ze daar niet aan,’ zegt hij. ‘Daar zeggen ze dat een END’er met buitengewoon verlof is.’ Deze twee departementen beweren, aldus het END-bestuur, dat het voor de rechtspositie van END’ers in praktijk geen verschil maakt of zij onder het Arar vallen of met buitengewoon verlof zijn. Everts wijst echter op mogelijke juridische consequenties. ‘Met een END’er kunnen onder de buitengewoon verlofregeling voorwaarden worden overeengekomen die afwijken van hetgeen gangbaar is voor ambtenaren. Ons uitgangspunt is dat alleen de standplaats van een END’er afwijkt, voor de rest moet hij of zij qua carrièreontwikkeling en essentiële arbeidsrechtelijke zekerheden dezelfde positie hebben als andere Nederlandse ambtenaren. De zekerheid is er nu niet.’
Een woordvoerder van Economische Zaken bevestigt desgevraagd dat inschaling en honorering van gedetacheerde ambtenaren volgens het Arar plaatsvinden. ‘Maar waar deze uitspraak op gegrond is, kan EZ niet goed plaatsen.’ Toch trok een van de END’ers die door Economische Zaken in Brussel was gedetacheerd, eerder dit jaar bij het ministerie van Binnenlandse Zaken aan de bel. Deze END’er was volgens EZ met verlof. Hierop schrijft minister Remkes (BZK), verantwoordelijk voor handhaving van het Arar, in juni van dit jaar dat ‘het een niet correcte toepassing van het Arar is indien op te detacheren personeel artikel 34 (verlof) wordt toegepast’. Om detachering uitdrukkelijker te regelen wordt op dit moment de rechtspositieregeling voor rijksambtenaren aangepast.
Het detacheringsbeleid bij het ministerie van BZK is nog jong. Onder leiding van Koos Roest, tot voor kort verantwoordelijk voor internationale detacheringen, zijn afspraken gemaakt over het uitzenden van ambtenaren naar de Europese instellingen. Op dit moment heeft het departement drie ambtenaren in Brussel gedetacheerd. De komende jaren kan dit groeien tot vijf. Een END’er kost BZK ongeveer honderd duizend euro per jaar. Hiervan wordt een tijdelijke vervanger betaald en andere bijkomende kosten, zoals de verhuizing.
OCW, dat ook het afgelopen jaar een detacheringsbeleid heeft opgesteld, heeft een vergelijkbaar budget. Voor de vier ambtenaren die momenteel in Brussel werkzaam zijn, is jaarlijks ongeveer vierhonderd duizend euro beschikbaar. Andere departementen hebben al langer een beleid voor gedetacheerde ambtenaren.
Het budget van LNV is achthonderd duizend euro per jaar voor twaalf gedetacheerden. Daarnaast zijn er vijf incidentele plaatsen die door de diensten zelf worden betaald. Op dit moment zijn alle plaatsen bezet. Volgens Simone Braun van LNV is er altijd meer belangstelling dan er geld en plaats is.
Bij Verkeer en Waterstaat is dat niet het geval. Het departement heeft het aantal beschikbare plaatsen voor END’ers net uitgebreid naar 8,5. Toch zijn er op dit moment slechts vijf ambtenaren gedetacheerd. Terstegen wijst erop dat de concurrentie van END’ers, ook uit de nieuwe lidstaten, groter is geworden. Bovendien is het moeilijk geschikte ambtenaren te vinden die een tijdje weg willen. ‘Ze zijn toch een aantal jaar buiten beeld. Doen veel goede dingen, maar niet onder het toeziend oog van de mensen die hen de volgende baan gaan bezorgen.’
E-mailnieuwsbrief
De departementen pretenderen veelvuldig contact te hebben met hun uitgezonden ambtenaren. Zelf ervaren de END’ers dat anders. ‘Het initiatief voor contact met BZ komt toch vooral van mijn kant,’ zegt Gierveld. De departementen zouden hierin wat hem betreft wel actiever mogen zijn.
Damen herkent dit. Het contact met VenW komt meestal op zijn initiatief tot stand. Om het thuisfront op de hoogte te houden van zijn werkzaamheden, is Damen gestart met een e-mailnieuwsbrief. In december heeft hij de eerste editie van Europarlando naar zo’n zeventig collega’s op het departement gestuurd. Hij hoopt hiermee een beetje in the picture te blijven. ‘Het is niet het primaire doel, maar ik wil natuurlijk een goede relatie met het ministerie onderhouden.’ Damen vermoedt dat hij over 3,5 jaar op dezelfde functieschaal bij de Directie Internationale Zaken van VenW terugkeert als waarop hij in maart afgelopen jaar vertrok. Waarom dan toch vier jaar naar Brussel terwijl het carrièreperspectief nihil is? ‘Het is een inhoudelijke verdieping en een interessante ervaring,’ zegt Damen. ‘Hoe dat uitwerkt in mijn carrière, zal de tijd uitwijzen.’
Verschenen in PM, 19 januari 2006