Vorig jaar dreigde de premier dat hij voor gek zou staan als de Europese grondwet verworpen zou worden. Minister Bot vond dat twijfelaars maar thuis moesten blijven op de dag van het referendum en collega Zalm dacht hetzelfde over de cynici. Minister Donner haalde zelfs de oorlog in Joegoslavië erbij. Eurofiel Brinkhorst meende dat bij een nee ‘het licht zou uitgaan’ en liet in De Telegraaf optekenen dat ‘de nee-campagne volksverlakkerij is waarbij valse argumenten worden gebruikt’. Kortom, de tegenstem van de Nederlandse bevolking bij het referendum over de Europese grondwet was een klap in het gezicht van de regering.
Wat volgde was een periode van bezinning. Het kabinet stuurde in het najaar van 2005 een visie op Europa naar de Kamer en stelde extra geld beschikbaar voor initiatieven die de discussie over Europa zouden aanjagen. Ook liet de regering een internetonderzoek uitvoeren om te achterhalen wat Nederlanders willen van Europa. Dit alles mondde uit in een visie op de relatie tussen Nederland en Europa, die staatssecretaris Atzo Nicolaï ontvouwde op de dag dat precies een jaar geleden de grondwet in Nederland werd verworpen. De EU moet veranderen, schrijft Nicolaï in het eerste hoofdstuk van Nederland Europa, van droom naar daad. ‘Om de problemen van onze tijd het hoofd te bieden en de kansen die de 21ste eeuw biedt te grijpen, is een andere aanpak vereist.’ Wat hij precies voor ogen heeft, en met hem uiteraard het voltallige kabinet, zet Nicolaï uiteen in een negentig pagina’s tellend boekje dat makkelijk wegleest, maar nauwelijks verrast.
Aan de hand van acht trefwoorden – zeggenschap, openheid, strijd, kracht, uitbreiding, wereldspeler, koerswijziging en vrijheid – analyseert Nicolaï de huidige situatie. Bij tijd en wijlen heeft zijn betoog wel iets weg van een propagandistisch pamflet. Zinnen als ‘op aandringen van Nederland kwam het daarom toch tot een stevige discussie’ (over de dienstenrichtlijn) en ‘Nederland heeft een groot vermogen invloeden van buitenaf op te nemen en naar zijn hand te zetten’ zijn de staatssecretaris niet vreemd. Ook een mooie: ‘Ons model voor buitenlands beleid, waarbij macht wordt ingetoomd door recht, is een voorbeeld voor de wereld.’
Het laatste hoofdstuk – dat de inspirerende titel ‘Visie’ draagt – vat samen tot welke concrete veranderingen dit volgens de Nederlandse regering zou moeten leiden. ‘We hebben niet zozeer minder Europa nodig,’ schrijft Nicolaï, ‘maar vooral een beter Europa.’ En als het aan het kabinet ligt, worden besluiten van de EU voortaan voor iedereen zichtbaar genomen. Ook de grenzen liggen vast. ‘Landen die op dit moment geen uitzicht hebben op lidmaatschap, worden de komende tijd geen lid van de EU.’ Waarbij heel slim een escape is ingebouwd, want hoe lang duurt ‘de komende tijd’?
Sowieso is het natuurlijk maar de vraag hoeveel Nederland in Europa in de melk te brokkelen heeft. Nicolaï mag dan wel opschrijven dat de grenzen wat hem betreft vastliggen, als de grote landen anders beslissen zal Nederland toch wel weer geneigd zijn hierin mee te gaan. Want had de Tweede Kamer premier Balkenende niet de opdracht gegeven tijdens de Europese top vorige week ‘Straatsburg’ aan de orde te stellen? Maar nee, de Oostenrijkse kanselier Schüssel wilde het onderwerp niet op de agenda zetten en wat deed Balkenende? Die hield zijn mond.
Verschenen in PM, 22 juni 2006