Jaarlijks proberen zo’n 16.000 kandidaten een stageplaats bij de Europese Commissie te bemachtigen. Nog geen 10 procent lukt het ook daadwerkelijk. Of het doel van het programma wordt bereikt, weet niemand.
Wat ooit begon als een kleinschalig project is inmiddels uitgegroeid tot ’s werelds langstlopende en grootste stageprogramma. In 1960 konden stagiairs voor het eerst terecht bij de Europese Commissie. Dat waren er toen twee, een Belg en een Italiaan. Anno 2006 doorlopen jaarlijks 1.200 stagiairs een traineeship van drie tot vijf maanden bij de commissie. Sinds 1960 hebben ruim 25.000 stagiairs de Brusselse bureaucratie van binnenuit leren kennen.
De aanmeldingsprocedure voor maart 2007 is net van start gegaan. Tot 1 september twaalf uur ’s nachts kunnen geïnteresseerden in bezit van minimaal een bachelordiploma zich inschrijven via de website van het stagebureau. Uit de 8.000 personen die zich elk half jaar aanmelden, wordt een eerste selectie gemaakt van 3.000 kandidaten. Zij komen in het zogeheten Bluebook terecht. ‘Vroeger was dit een grote blauwe bijbel,’ vertelt Annemarie Bruggink, hoofd van het stagebureau van de Europese Commissie. ‘Dit boek ging langs alle directoraten-generaal die hieruit hun stagiairs konden kiezen.’ Sinds een paar jaar gaat alles elektronisch, maar de term Bluebook is gehandhaafd.
De 600 stagiairs die op 1 maart 2006 zijn begonnen, zijn alweer over de helft van hun stageperiode die maximaal vijf maanden duurt. Monique van der Voort (28) heeft haar draai bij de Nederlandse Vertegenwoordiging van de Europese Commissie wel gevonden. Met een voormalig stagiair, die nu als communicatiemedewerker vast in dienst is, deelt ze een kamer in het gebouw van de commissie aan de Korte Vijverberg in Den Haag. Had ze niet liever in Brussel gezeten? ‘In eerste instantie wilde ik graag bij de Europese Commissie in Brussel stagelopen,’ beaamt Van der Voort die het directoraat-generaal Communicatie bovenaan op haar voorkeurslijstje had staan. Maar de Nederlandse vertegenwoordiging in Den Haag, onderdeel van het DG Communicatie, koos Van der Voort uit het Bluebook. Nu ze een paar maanden in Den Haag werkt, is ze eigenlijk heel blij dat ze niet in Brussel is gestationeerd. ‘Voor de ervaring die ik nu met communicatie op doe, is deze werkplek misschien wel interessanter,’ vertelt Van der Voort. ‘De echte communicatie over Europa vindt toch plaats in de lidstaten zelf.’
Taakomschrijving
Nieuwe stagiairs, of ze nu in Brussel werken of in een van de lidstaten, volgen aan het begin van hun stage een ‘snelcursus EU’. De ins and outs van de Europese bureaucratie worden in twee dagen tijd uitgelegd. Koos Richelle, directeur-generaal van het EuropeAid Cooperation Office, met 1.000 medewerkers een van de grootste DG’s van de commissie, spreekt zijn stagiairs op de eerste werkdag altijd uitvoerig toe. En ook bij het afscheid houdt hij een praatje en probeert te achterhalen wat ze nu van de stage hebben gevonden. Zo kwam hij erachter dat sommige stagiairs de eerste tijd niets te doen hadden, omdat niet duidelijk was waarvoor ze waren aangenomen. Waarop Richelle een brief schreef aan zijn directeuren. ‘Alleen degenen met een kant en klare taakomschrijving mogen nu in het Bluebook kijken of er een geschikte kandidaat tussen zit.’
Voor dit half jaar heeft Richelle een speciaal project bedacht voor de 25 stagiairs van zijn DG. Hoewel jaarlijks 7,5 miljard euro aan ontwikkelingshulp wordt uitgegeven, is het onduidelijk hoeveel mensen daar precies mee geholpen worden. De groep stagiairs probeert nu het resultaat van vijf jaar ontwikkelingshulp op de terreinen gezondheid, onderwijs en water te achterhalen door in de archieven te duiken. Aan het eind van hun stage, in juli, hoopt Richelle dat zij met een mooi rapport komen. Voor de helft van de volgende groep stagiairs, die 1 oktober begint, ligt er al een vervolgopdracht in dezelfde trant klaar.
Lobby
Voor de huidige stageperiode hadden 78 Nederlandse kandidaten zich opgegeven. Van hen zijn er 40 in het Bluebook terecht gekomen, waarvan er weer 17 zijn geselecteerd die op dit moment stagelopen bij een van de directoraten-generaal. Ter vergelijking, het aantal Italiaanse kandidaten liep tegen de 700. Van hen zijn er 260 geselecteerd en in het Bluebook opgenomen. Op dit moment volgen 63 van hen een stage. Bruggink legt uit dat het stagebureau probeert een goede verhouding te vinden tussen het aantal aanvragen en het bevolkingsaantal van de lidstaten. ‘Diensten moeten ruim kunnen kiezen uit alle nationaliteiten.’ Dat het aantal Nederlandse kandidaten zo klein is vergeleken met het aantal Italianen, verbaast Bruggink niet. ‘In Italië zijn ze veel europositiever,’ verklaart ze. ‘Daarbij komt dat Nederlanders in eigen land veel meer internationale carrièremogelijkheden hebben.’
Margritte Zwart (26) is een van de zeventien Nederlandse stagiairs. Ze werkt bij het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling. Nadat bekend was dat ze voor het Bluebook was geselecteerd heeft ze een on-Nederlandse strategie gevolgd om ook daadwerkelijk in aanmerking te komen voor een stage. ‘Ik heb gelobbyd door een sollicitatiebrief te sturen naar een medewerker van het DG die ik op de website had gevonden,’ vertelt Zwart. ‘In de zuidelijke lidstaten is dit heel normaal en het werkt blijkbaar.’ Zwart is tot nu toe tevreden over haar stage op de WTO-unit van DG Landbouw. ‘Er zijn wel tijden geweest dat ik niet zoveel te doen had omdat de begeleiding ontbrak,’ vertelt ze. ‘Op die momenten lees je veel en moet je vooral je oren en ogen openhouden, dan kun je hier heel veel leren.’
Hamlet Bueno (25) is enthousiast over zijn stage bij het DG Ontwikkeling. ‘Het is heel hard werken,’ vertelt hij. ‘Er heerst absoluut geen negen tot vijf mentaliteit. Je gaat pas naar huis als het werk af is. Dat is even wennen als je net van de universiteit komt.’ De multiculturele omgeving spreekt de van origine Dominicaanse Bueno erg aan. Hij beheerst dan ook meerdere talen – Spaans, Nederlands, Engels, Frans, Duits en Portugees – en kan met veel stagiairs en collega’s in hun eigen taal communiceren. ‘Al die verschillende nationaliteiten hebben ook hun eigen werkcultuur,’ constateert Bueno. ‘Mijn baas is Grieks en hij is minder strikt met deadlines dan ik gewend ben.’
Op de vraag of hij als stagiair voor vol wordt aangezien, antwoordt Hylke Dijkstra (22) bevestigend. Dijkstra overbrugt de tijd tussen zijn afgeronde studies economie en European studies en een onderzoeksmaster in Engeland, waaraan hij in oktober begint, met een stage bij het DG Uitbreiding. ‘Ik zit in het Bulgarije-team en houd me ook bezig met de eerste onderhandelingen met Kroatië en Turkije,’ vertelt Dijkstra. ‘Ik schrijf onder meer briefings voor de commissarissen en beantwoordt vragen van parlementariërs. Zo krijg ik goed inzicht in het hele toetredingstraject.’ Of Dijkstra na zijn master in Engeland terug wil naar Brussel, is nog maar de vraag. ‘Het concours is net geweest, dus dat kan nog wel een paar jaar duren,’ weet hij. ‘Een baan bij Buitenlandse Zaken in Den Haag lijkt me ook wel wat.’
Carrière
Een stage bij de Europese Commissie kan een opmaat zijn naar een mooie internationale carrière. Zo begon de Belgische oud-Eurocommissaris Karel van Miert zijn loopbaan ooit als stagiair. Net als de Italiaan Mario Monti, die tussen 1995 en 2004 Eurocommissaris was. Maar over het algemeen heeft de commissie geen flauw idee waar de stagiairs na hun stage naar toe gaan. ‘Een groot aantal van hen blijft hier in Brussel,’ denkt Bruggink. ‘Zij gaan bij een regionale vertegenwoordiging werken, doen het concours en treden in dienst bij de commissie of komen terecht in de consultancy.’ Zo ook Anna Goedhart (30) die op dit moment bij lobbykantoor Grayling Political Strategy in Brussel werkt. ‘Een stage bij de commissie leek me de ideale manier een baan in Brussel te bemachtigen,’ vertelt ze. Na een jaar op het ministerie van OCW te hebben gewerkt tijdens het Nederlands voorzitterschap van de EU in 2004 is Goedhart stage gaan lopen bij DG Onderzoek. Voor het lobbykantoor is niet alleen kennis over Europese besluitvorming van groot belang. ‘Vooral de mensen die ik tijdens mijn stage heb leren kennen, zijn van grote waarde voor mijn huidige werk.’
Geert Beckers (25) zal direct na zijn stage Luxemburg verruilen voor Baarn. Eind juli zit zijn tijd bij het DG Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen erop en treedt hij in dienst van Het Branche Bureau dat het management voor brancheorganisaties regelt. Door verschillende mensen is hem aangeraden eerst in de commerciële sector te gaan werken alvorens een baan als ambtenaar te zoeken, iets wat hij voor de toekomst niet uitsluit. ‘Als je in het bedrijfsleven hebt gewerkt, weet je precies hoe daar wordt gedacht en hoe overheden hiermee moeten omgaan,’ licht Beckers toe. Zijn Europese ervaring kan hij in Nederland goed gebruiken. ‘Mijn werkzaamheden zullen voor meer dan een derde Europees getint zijn, omdat een groot aantal organisaties waarvan Het Branche Bureau het management voert heeft te maken met Europa.’
Hoewel Bruggink vermoedt dat een groot aantal stagiairs in Brussel blijft, beschikt ze niet over harde cijfers. ‘Dat zou eigenlijk wel moeten,’ geeft ze toe. ‘Vooral ook om het programma te evalueren. Ons doel is mensen vertrouwd te maken met de Europese instellingen en ambassadeurs voor Europa te kweken. Maar we hebben geen idee of dit lukt.’ Als het aan Bruggink ligt gaat een extern bureau binnenkort onderzoek doen. ‘De politieke wil is er, maar de ambtelijke molens draaien hier nu eenmaal langzaam, zodat het nog best eens een aantal jaar kan duren voordat we met concrete cijfers kunnen komen.’
Verschenen in PM, 22 juni 2006