Op 1 januari gaat directeur-generaal Gezondheidszorg Martin van Rijn aan de slag bij PGGM. Hij wordt voorzitter van de raad van bestuur van de uitvoeringsorganisatie van het pensioenfonds voor werkgevers en werknemers in de zorg.

Van Rijn was ‘niet echt op zoek’ naar een nieuwe baan. ‘Maar dit kwam langs en dan moet je ja of nee zeggen.’ Zijn benoeming kwam niet lichtzinnig tot stand. ‘Het is een hele zorgvuldige procedure geweest, waarin beide partijen de nodige voorzichtigheid in acht hebben genomen,’ aldus Van Rijn.

Heeft u het na al die jaren wel gezien bij het rijk?
‘Ik werk 27 jaar bij de overheid waarvan de laatste vijf jaar in mijn huidige functie op VWS. Dan ga je toch nadenken over de toekomst. Op dit moment heb ik een van de mooiste banen die er is bij de rijksdienst, of er nog een mooiere is weet ik niet.’

Had u geen secretaris-generaal willen worden?
‘Ik ben meer het type dat zich wil kunnen verdiepen in inhoudelijke materie.’

Vorig jaar bent u uitgeroepen tot overheidsmanager van het jaar. Heeft u zich daarmee in de kijker gespeeld bij PGGM?
‘Gezien het belang van de functie denk ik niet dat ze hebben gekeken wie Idols heeft gewonnen. Vooral mijn netwerk en ervaring heeft een rol gespeeld, vermoed ik.’

U bent ambtelijk verantwoordelijk geweest voor de invoering van het nieuwe zorgstelsel. Ziet u dat als een van de hoogtepunten van u carrière?
‘Bij alle departementen waar ik heb gewerkt [Van Rijn zat eerder bij Economische Zaken, Vrom en BZK, CC], heb ik hoogtepunten meegemaakt, maar de verandering van het zorgstelsel is wel iets dat de hele bevolking raakt. Dat maakt het spannend en heel bijzonder om mee bezig te zijn.’

Dit kabinet draait de no-claim regeling terug. Denkt u dan niet: ‘Damn, daar heb ik juist zo hard aan gewerkt?’
‘Een van de aantrekkelijke dingen van het werken bij de rijksdienst is dat je bezig bent met zaken die de grondtoon van de samenleving raken. En ja, dan loop je kans dat beleid verandert. Dat heet nu democratie.’

Joop van den Ende heeft aangegeven zich ook met de gezondheidszorg te willen bezighouden.
‘Ik las het, ja. Zorg vormt een steeds belangrijker deel van de samenleving waardoor andere partijen geïnteresseerd raken om de zorg beter te maken of op een andere manier aan te pakken. Die concurrentie juich ik alleen maar toe. Als overheid zorgen we er wel voor dat de zorg kwalitatief goed blijft, alsmede beschikbaar en betaalbaar.’

In 2001 was u op BZK verantwoordelijk voor het personeelsbeleid. Een commissie onder uw voorzitterschap constateerde destijds dat de overheid een imagoprobleem had. Hoe staat het daar nu mee?
‘Het denken over werken bij de overheid heeft de afgelopen jaren een enorme impuls gekregen. We zijn anders gaan denken over onze positie op de arbeidsmarkt en ook de arbeidsvoorwaarden zijn verbeterd. Hoewel dat laatste niet het belangrijkst is, het gaat echt niet alleen om de centen. Het is belangrijk dat er wordt gekeken wat werknemers op de lange termijn willen en dat ze daarvoor bij de overheid als werkgever terechtkunnen.’

De departementen moeten de komende jaren flink inkrimpen. Daarmee wordt het rijk als werkgever toch niet aantrekkelijker voor jonge mensen op de arbeidsmarkt?
‘Alsof dat alleen bij het rijk voorkomt. In de marktsector, met alle fusies en veranderingen, heb je daarmee net zo hard te maken.’

Op 1 januari begint u bij uw nieuwe werkgever. Neemt u daarvoor nog even vrij?
‘Ik had al een wintersportvakantie gepland, net als elk jaar, maar er loopt nog een aantal zaken waarbij ik betrokken ben. We moeten de begroting netjes afhandelen en zijn druk bezig met de geneesmiddelenprijs, de ontwikkeling van de ziekenhuissector en de toekomst van de AWBZ. Daar wil ik nog wel mijn steentje aan bijdragen. Ze zullen op VWS tot de laatste minuut last van me hebben.’

Verschenen in PM, 27 september 2007