Leger steeds afhankelijker van private dienstverleners

In Irak en Afghanistan zijn talloze private militaire ondernemingen actief. Zij leveren brandstoffen, beschermen konvooien en zorgen ervoor dat ‘onze jongens’ te eten hebben. Een onvermijdelijke ontwikkeling, vindt René Hiemstra van adviesbureau Acestes. ‘We zitten daar met 1.600 militairen, meer is er niet.’

Nadat de resultaten van het onderzoek naar het ‘eigen vuur’-incident bekend waren gemaakt, riepen Tweede Kamer en vakbond Acom de bewindspersonen van Defensie op naar Uruzgan te gaan om het rapport toe te lichten. Minister Van Middelkoop en staatssecretaris De Vries geven geen gehoor aan het verzoek. ‘Maar je moet je eens voorstellen wat er allemaal geregeld moet worden als de minister wel naar Uruzgan was gegaan,’ zegt adviseur René Hiemstra. ‘Hij is zo’n enorm target, daar komt organisatorisch heel wat bij kijken.’ Het is een van de voorbeelden waarmee Hiemstra het standpunt verdedigt dat het inhuren van private bedrijven in conflictgebieden als Irak en Afghanistan noodzakelijk én onvermijdelijk is. ‘Zonder de private industrie hadden de Verenigde Staten een behoorlijk zwaardere dobber gehad aan het bezetten en het bezet houden van Irak,’ stelt Hiemstra, wiens bureautje zowel politie, justitie als defensie regelmatig van advies voorziet.
Met de inval in Irak, inmiddels alweer vijf jaar geleden, heeft de private militaire industrie een enorme vlucht genomen. De sector is inmiddels een fait accompli, zoals Hiemstra het omschrijft. ‘Het is er, het blijft er en het gaat nooit meer weg.’ Hoeveel private dienstverleners er in conflictgebieden rondlopen, is niet bekend. De Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) schat dat er in Irak zo’n 180.000 actief zijn, van wie 30.000 bewapende beveiligers van private military companies (PMC’s). ‘Er is inmiddels een miljardenmarkt ontstaan,’ aldus de AIV in een recent rapport waarin de inhuur van private militaire bedrijven onder de loep wordt genomen.
Niet alleen de Amerikanen maken veelvuldig gebruik van de diensten van huurlingen. De belangrijkste conclusie die de AIV trekt, is dat Nederland in Uruzgan operationeel afhankelijk is van de private militaire industrie. ‘Nederland is in Afghanistan vooral afhankelijk van private diensten als lokaal luchttransport en voedsel- en brandstoftransporten. Maar ons land heeft ook bewapende Afghanen gecontracteerd voor de beveiliging van Nederlandse militaire bases,’ zo schrijft de AIV.
Over dat laatste ontstond eind januari beroering nadat er in Kamp Holland een Afghaanse burger was gearresteerd op verdenking van het voorbereiden van een aanslag. Tweede Kamerlid Harry van Bommel (SP) wil van de minister weten of de verdachte medewerker werkzaam was voor een particulier beveiligingsbedrijf. Hij grijpt de kwestie aan om een aantal vervolgvragen aan Van Middelkoop te stellen: ‘Hoeveel particuliere beveiligingsbedrijven heeft u in Afghanistan in dienst? Voor welke functies? Welke bedrijven zijn het en op welke manier kunnen ze bij u een contract verwerven?’
Het is maar de vraag of Defensie op alle vragen antwoord kan geven. Juist het ‘manifeste gebrek aan informatie en transparantie’ is een van de problemen die de AIV constateert bij het inhuren van private krachten. De raad beveelt het kabinet dan ook aan ‘tot een zo ruim mogelijke informatievoorziening te komen ten aanzien van alle relevante aspecten van de inhuur van particuliere bedrijven die in operatiegebieden diensten ten behoeve van de Nederlandse krijgsmacht verrichten’. Volgens Hiemstra is dat onmogelijk, omdat ‘deze informatie simpelweg niet te managen’ is. ‘Het gaat vaak om onder-, onder-, onderaannemers die de taken verrichten.’ Dat het daarmee voor het parlement onmogelijk is om democratische controle uit te oefenen op wat er in Uruzgan gebeurt, moeten we volgens hem op de koop toe nemen. ‘Ik snap de zorgen, maar het is niet reëel om alles te registreren wat er gebeurt. We weten toch ook niet wat de militairen precies uitvreten als ze een paar dagen op missie zijn?’

Jurisdictie
Een ander probleem dat de AIV in haar rapport aankaart, is de onduidelijkheid over de juridische aansprakelijkheid. Volgens de AIV is de regering altijd verantwoordelijk voor het handelen van door Nederland ingehuurde private dienstverleners. Een bijzonder probleem doet zich volgens de adviesraad voor doordat er ‘gaten in de mogelijkheid tot rechtsvervolging zijn’ indien een private partij zich schuldig maakt aan een misdrijf. De PMC’s die in Irak en Afghanistan werkzaam zijn, is immuniteit verleend ten opzichte van de jurisdictie van het gastland. ‘Dit schept vooral een probleem met betrekking tot werknemers die behoren tot een andere nationaliteit dan van het land dat deze werknemers bij militaire operaties inschakelt,’ aldus de AIV. Zo kan Nederland in Afghanistan geen extraterritoriale jurisdictie uitoefenen over personeelsleden die bijvoorbeeld de Zuid-Afrikaanse nationaliteit hebben, aldus de AIV. Voor de raad komt die situatie neer op ‘straffeloosheid van ernstige vormen van wangedrag, onaanvaardbaar a fortiori waar het zou gaan om de vervolging van ernstige misdrijven die vallen onder grove schendingen van de rechten van de mens respectievelijk ernstige schendingen van het internationale humanitaire recht’.
De AIV waarschuwt dat de rol van PMC’s in conflictgebieden beslist geen ‘kritische grens’ mag overschrijden, al maakt de raad in het advies niet duidelijk waar die grens dan zou moeten liggen. De AIV signaleert dat huurlingen nu eenmaal niet direct onder commando van een legerleiding kunnen staan, en dat zij daardoor een ongewis onderdeel vormen van een militaire operatie. Ook toont de AIV zich bezorgd over de accountability gap, ofwel de lacunes in de bestaande internationale en nationale rechtsregelingen die relevant zijn voor de activiteiten van PMC’s..
De AIV pleit ervoor dat de Nederlandse regering permanente teams van waarnemers stuurt naar de gebieden waar PMC’s actief zijn, die kunnen worden belast met onderzoek naar vermeende strafbare feiten die door PMC’s zijn gepleegd. Dergelijke teams zouden uit leden van de Koninklijke Marechaussee en van het Openbaar Ministerie kunnen bestaan. Ook zou Nederland de problematische status van de PMC’s moeten agenderen in het EU-beraad over internationale veiligheidskwesties. Als stelregel doet de AIV de suggestie dat ‘Nederland alleen in zee dient te gaan met PMC’s, indien het een greep heeft op het optreden van dergelijke bedrijven’.
Om helderheid in beleid en regelgeving omtrent de private militaire industrie te scheppen, pleit Hiemstra voor een Europese aanpak. ‘Elk land hanteert nu zijn eigen regels en huurt op eigen wijze in. Daardoor blijft het een grijs gebied van wat allemaal wel en niet mogelijk is.’ Nederland moet, als het aan hem ligt, de handschoen oppakken en de private inhuur op Europees niveau agenderen. ‘Wij zitten op dit moment met veel te weinig man in Afghanistan, voor ons is het urgent.’

Blackwater
Het inhuren van private dienstverleners in conflictgebieden kwam vorig jaar in het nieuws nadat werknemers van het Amerikaanse bedrijf Blackwater betrokken waren bij een schietpartij in Irak waarbij zeventien doden vielen. In antwoord op vragen van Tweede Kamerlid Alexander Pechtold (D66) verzekert minister Van Middelkoop dat Nederland Blackwater nooit in dienst heeft gehad. ‘De ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie werken wel samen met andere particuliere beveiligingsbedrijven in inzetgebieden en in hoofdsteden waar sprake is van bijzondere dreiging,’ aldus de bewindsman.

Verschenen in PM, 7 maart 2008

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s