Vanwege zijn blinde vlek voor zaken als milieuschade heeft het Bruto Nationaal Product (BNP) afgedaan als rekenmethode voor economische groei, zo menen steeds meer economen. De tijd is rijp voor een nieuw model, zoals het Duurzaam Nationaal Inkomen (DNI). De Europese Commissie lijkt al om. Nu Nederland nog.
De Tilburgse wetenschapper Lou Keune ontving vorig jaar een ‘alleraardigst’ briefje van Wouter Bos. De minister van Financiën had zich kort daarvoor op de Forumpagina van de Volkskrant tegen het modelmatige denken gekeerd. In de brief verwees hij daar nog eens naar. ‘Hij schreef het met ons eens te zijn dat er méér is dan het BNP [Bruto Nationaal Product, CC],’ zegt Keune, die met de econoom Bob Goudzwaard, als mede-initiatiefnemers van het Platform Duurzame en Solidaire Economie, al jaren pleit voor een andere berekening van economische groei. Maar totnogtoe heeft het artikel en het daaropvolgende briefje van Bos, tot grote onvrede van Keune, nergens toe geleid. Het kabinet heeft duurzaamheid dan wel hoog in het vaandel staan – in het coalitieakkoord wordt er zelfs een aparte pijler aan gewijd – de belangrijkste economische indicator is nog altijd het BNP. Een puur monetaire graadmeter die verschoond blijft van zaken als armoede, burn-outs en milieuschade. Factoren die, volgens Keune en zijn metgezellen, wel degelijk van invloed zijn op onze welvaart.
Deze redenering, dat welvaart meer is dan in geld uit te drukken indicatoren, wordt breed gedragen. Des te vreemder is het dat het belangrijkste getal waarmee ’s lands welvaart wordt uitgedrukt – het BNP – alleen maar monetaire indicatoren in zich heeft en geen ruimte laat voor sociale en ecologische gevolgen van ons handelen. Investeringen die worden gedaan om bijvoorbeeld luchtvervuiling tegen te gaan (denk aan roetfilters en het instellen van 80 kilometerwegen) tellen mee voor het BNP maar investeringen met schadelijke gevolgen voor de leefomgeving ook. Zij verhogen het BNP en daarmee en de ‘welvaart’. De schade die de luchtvervuiling aan het milieu toebrengt, en die op lange termijn voor veel hogere kosten zal zorgen, wordt niet meegenomen in het BNP.
‘Dat het BNP zo zijn beperkingen kent, is zonneklaar,’ reageert Johan Verbruggen. Als hoofd van de afdeling Conjunctuur van het Centraal Planbureau is hij verantwoordelijk voor de ramingen van de economische groei waarop het kabinet de rijksbegroting baseert. ‘De discussie speelt al heel lang. Als milieuschade makkelijk in geld uit te drukken is, dan hadden we het natuurlijk allang meegenomen in onze berekeningen,’ meent Verbruggen. Volgens hem is het vraagstuk veel breder dan een vergroening van de economische indicatoren. ‘Denk ook aan alle productiviteit van huisvrouwen en –mannen. Die is heel relevant, maar zie je niet terug in het BNP.’ De reden? ‘Het is ontzettend complex om dit soort immateriële factoren in het BNP op te nemen.’ In deze opvatting staat het CPB niet alleen. Kees Vendrik, Kamerlid van nota bene GroenLinks, erkent dat het ‘zeer lastig en ingewikkeld’ is aan factoren als milieuschade een prijskaartje te hangen. De financieel woordvoerder van de fractie heeft sinds het vertrek van Wijnand Duyvendak ook milieu in portefeuille. Hij benadrukt dat het noodzakelijk is dat over getallen niet getwist wordt. ‘Als elke econoom een ander cijfer hanteert, dan ben je nergens.’ Verbruggen knikt. ‘We zijn allang blij dat we zoiets als het BNP hebben, een cijfer dat wereldwijd wordt gehanteerd, zodat landen met elkaar vergeleken kunnen worden.’
Desondanks zijn er wel degelijk alternatieven voor handen. De vermaarde econoom Roefie Hueting, jarenlang hoofd Milieu bij het Centraal Bureau voor de Statistiek én begenadigd jazzmusicus, ontwikkelde bijvoorbeeld het Duurzaam Nationaal Inkomen (DNI). Dit is ‘het productieniveau dat bij de technologie in het onderzoeksjaar tot in lengte van dagen kan worden volgehouden met behoud van de vitale milieufuncties en daarom duurzaam is’. Het CBS heeft samen met het RIVM en het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) het DNI uitgerekend voor de jaren 1990, 1995 en 2000. Het DNI bleek in die jaren zo’n 50 procent lager te liggen dan het nationaal inkomen. In Milieudefensie Magazine plaatst hoogleraar milieueconomie Cees Withagen in het najaar van 2006 kanttekeningen bij de berekening van het Duurzaam Nationaal Inkomen. ‘Het DNI, dat was het NI als je in één jaar aan alle eisen van duurzaamheid wilt voldoen.’ Daarmee lag volgens Withagen de lat wel erg hoog en kwam het DNI erg laag uit. Ook Vendrik, die Hueting hoog heeft zitten en zijn initiatief voor de ontwikkeling van een dergelijk cijfer toejuicht, zet zo zijn vraagtekens. ‘Je hebt hier te maken met externe factoren waarvoor geen prijs beschikbaar is. Wat is de waarde van iets?’ Frans de Nerée tot Babberich, de financiële man van de CDA-fractie in de Tweede Kamer, is nog stelliger: ‘Wat is duurzaam? Daar kun je een hele discussie over voeren.’ Het idee om milieuschade op een of andere manier in het BNP te internaliseren, wijst de CDA’er dan ook resoluut van de hand. ‘Daar voel ik niets voor! Wat is milieuschade? Als je dat aan de milieubeweging vraagt, dan is alles schade. En dan moet je het nog kwantificeren ook.’
Duurzaam alternatief
Twee jaar geleden presenteerde Keune, samen met Tuur Elzinga en Theo Ruyter, een uitgebreidere versie van de Macro Economische Verkenning – de jaarlijks door het Centraal Planbureau opgestelde voorspelling van de Nederlandse economie waarop het kabinet de rijksbegroting baseert. Hun Meta Economische Verkenning, ook wel MEV+ genoemd, is een duurzaam alternatief. Keune: ‘De analyse die het CPB verwoordt in de MEV berust op een bepaalde manier van denken over economische groei. Belangrijkste uitgangspunt daarbij is dat groei moet. Aan constateringen dat er grenzen zijn aan economische groei, bijvoorbeeld vanwege de sociale en ecologische schade die wordt aangericht, wordt stelselmatig voorbijgegaan.’ In de MEV+ worden niet alleen monetaire indicatoren opgenomen, maar kijkt men breder: allerlei kosten, zoals de schade aan het milieu, maar ook bedrijfsongevallen en beroepsziekten worden in mindering gebracht op de toegevoegde waarde. De bijdrage aan de welvaart van bijvoorbeeld huishoudelijke arbeid en vrijwilligerswerk, die in de berekening van het BNP buiten beschouwing wordt gelaten, nemen zij ook mee. ‘Als je dit er allemaal bij optelt en aftrekt volgens de methode van de Index of Sustainable Economic Welfare,’ zegt Keune, ‘dan moet je concluderen dat het huidige economische beleid leidt tot achteruitgang. Je kunt dan niet anders dan erkennen dat Nederland zich al sinds eind jaren zeventig in een recessie bevindt, in plaats van dat de economie jaarlijks groeit.’ Juist die constatering is volgens Keune de reden dat politiek Den Haag zo terughoudend is en er niet over peinst het BNP als maatstaf in te wisselen voor een – duurzaam – alternatief.
Een tweede factor die meespeelt is het feit dat economen ‘erg vastgeroest zijn’ in hun manier van denken, analyseren en beschrijven, zo meent Keune. ‘Dat speelt ook bij het CPB en het CBS. Zij hebben wel interesse in onze manier van werken, maar blijven hangen in de oude methoden. Verbruggen reageert: ‘Waar mogelijke houden we wel degelijk rekening met milieu-effecten, zoals bij kosten-baten analyses en doorrekeningen van verkiezingsprogramma’s. Bij het maken van de ramingen voor de economie doen we dat niet. Die ramingen moeten voor alle partijen, departementen en sociale partners qua methodologie acceptabel zijn, en ook internationaal vergelijkbaar. Als we een groen BNP gaan ramen, ontstaat er geheid een oeverloze discussie over de gehanteerde methode, wat de bruikbaarheid en helderheid van de ramingen niet ten goede komt.’
Econoom Jeroen van den Bergh, voorheen verbonden aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en tegenwoordig werkzaam én woonachtig in Barcelona, heeft de weerstand van collega’s tegen het tornen aan het BNP aan den lijve ondervonden. Drie jaar geleden gooide hij de knuppel in het hoenderhoek. In het vakblad Economische Statistische Berichten (ESB) betoogde hij dat het BNP om allerlei redenen, waaronder het ontbreken van milieuschade, een slechte welvaartsindicator is. De portee van zijn verhaal blijkt uit de ietwat provocerende titel: ‘BNP, weg ermee!’ De inbox van Van den Bergh stroomde daarna over. ‘Ik ontving rond de honderd mailtjes. Vooral macro-economen waren op zijn zachtst gezegd not amused, ik had blijkbaar een gevoelige snaar geraakt. Voor hen is het BNP een centrale indicator.’ Hoewel Van den Bergh tot op de dag van vandaag overtuigd is van zijn eigen gelijk – ‘noem het arrogant, maar ik geloof dat ik heel precies argumenteer’ – veranderde hij de titel van zijn artikel in de Engelse vertaling. Die luidt: The GDP paradox.
Deze titel slaat, de Haagse werkelijkheid bezien, de spijker op zijn kop. Enerzijds kan het verdisconteren van milieuschade en andere welvaartsfactoren in het BNP op weinig steun rekenen, aan de andere kant worden wel degelijk voorzichtig stapjes in die richting gezet. Zo is het ministerie van Financiën bezig met een visie op houdbare overheidsfinanciën waarin een breder welvaartsbegrip centraal staat. Europa lijkt al om te zijn: vorig jaar vond in het Europees Parlement de tweedaagse conferentie Beyond GDP plaats. Commissievoorzitter Barroso verklaarde na afloop dat ‘het tijd is om verder te gaan dan meetmethoden die zijn opgesteld voor de wereld uit de jaren dertig’. Van de 600 deelnemers, waren er 35 afkomstig uit Nederland. Een groot aantal ambtenaren van het Milieu en Natuurplanbureau en ook EZ, Vrom en Buitenlandse Zaken waren vertegenwoordigd. Veelzeggend daarentegen was de animo uit het Europarlement: Hans Blokland (ChristenUnie/SGP) was de enige Nederlander.
Eerder nodigde voormalig minister Veerman van Landbouw voor zijn afscheid van het ministerie van LNV de econoom Bob Goudzwaard uit die een praatje hield over duurzame alternatieven voor het BNP. Die lezing is op het departement goed gevallen, weet Lou Keune. Nadien fluisterde een ambtenaar van Economische Zaken hem in dat het goed zou zijn als Goudzwaard ook eens langskwam op de Bezuidenhoutseweg.
Verschenen in PM, 12 september 2008