In de nadagen van zijn carrière vertelt Wolter Lemstra over de ‘pijn’ die hij voelt ‘omdat de politiek im grossen ganzen een minachting heeft voor het ambtelijk apparaat’. En over zijn partij: ‘De CDA-fractie is soms heel ouderwets.’
Met pen heeft Wolter Lemstra de woorden ‘soli deo gloria’– Latijn voor ‘alleen aan God de eer’ – op zijn visitekaartje gekrabbeld. ‘Ik ben een gelovig mens,’ zegt Lemstra in zijn werkkamer van zijn Hengelose villa. De 73-jarige CDA’er vindt dat hij ‘heel erg gezegend is’ met zijn carrière in de publieke sector. Hij begon zijn ambtelijke loopbaan in 1951 als volontair bij de gemeentesecretarie van Bierum, een dorpje in Groningen. Vervolgens werkte hij als ambtenaar in Grootegast, Schoonebeek en Winschoten waarna hij naar de Randstad vertrok. Via ’s Gravenzande kwam Lemstra bij de gemeente Utrecht terecht om halverwege de jaren zeventig gemeentesecretaris van Amsterdam te worden. ‘Dat is de meest boeiende tijd in mijn carrière geweest,’ vertelt Lemstra. ‘De metrorellen, een bestuurscrisis en de kroning van hare majesteit natuurlijk. Never a dull moment, ik zou er een boek over kunnen schrijven.’
Dat moet u doen.
‘Wat moet ik doen?’
Een boek schrijven over uw jaren in Amsterdam.
‘Dat heb ik gedaan. Voor mijn kinderen. Ik was nooit thuis, als verantwoording heb ik bijgehouden wat ik precies deed.’
De kroning van prinses Beatrix op 30 april 1980 leidde ertoe dat Lemstra in 1981 bij de rijksoverheid terechtkwam. Hij zat samen met directeur Hans van der Voet van de Rijksvoorlichtingsdienst in de commissie die de kroning voorbereidde. ‘Van der Voet kende premier Van Agt goed en toen Jan van Viegen vertrok van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk hebben ze mij gevraagd SG te worden.’ Met de komst van het eerste kabinet-Lubbers vindt er een departementale herindeling plaats en wordt Lemstra de hoogste baas van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Dan solliciteert hij naar dezelfde post op Defensie, ‘bij uitstek een managementdepartement waar ze mijn ervaring met bedrijfsvoering goed konden gebruiken’. Het staat Lemstra nog helder voor de geest. ‘Ik werd op donderdagavond gebeld door minister Job de Ruiter die vertelde dat hij me de dag erna in de ministerraad zou voordragen als SG. Nog geen half uur later belde Piet Bukman, destijds voorzitter van het CDA, dat het feest niet doorging. Pieter de Man kan niet meer door een deur met Neelie, zei hij, dus die gaat naar Defensie. Dat was een grote teleurstelling.’ Een jaar later vertrekt Lemstra naar Vrom.
U heeft in de tien jaar dat u SG bent geweest heel wat bewindslieden meegemaakt.
‘Dat klopt. Toen ik op Vrom SG werd, zat Pieter Winsemius er, een McKinsey-man dus ik was doodsbenauwd dat hij zich met mijn tent ging bemoeien. Maar hij zat veel in de Tweede Kamer om het politieke vak te leren, zei hij, dus de deal was dat ik het departement mocht runnen. Aan die afspraak heeft hij zich gehouden. Ik was in charge voor het hele departement, 8.600 man.’
In 1989 kwam de PvdA na twaalf jaar oppositie weer in de regering. U kreeg Hans Alders als minister.
‘Dat betekende een hele ommekeer. Met Nijpels, Winsemius, Heerma en Brokx ging alles mondeling, een kwestie van vertrouwen. Alders was een lettervreter, liet alles op papier binnenkomen, stapels dossiers. Als je zo lang in de oppositie zit, is het ambtelijk apparaat natuurlijk een beetje verdacht. Het vertrouwen groeide wel, maar in het begin was het wennen.’
U noemt wijlen staatssecretaris Brokx. Hij heeft destijds flink onder vuur gelegen tijdens de woningbouwsubsidie-enquete. Een roerige tijd op het departement?
‘Dat was hectisch, zonder meer! De RSV-enquete was net achter de rug en ik had gezien hoe de ambtenaren van Economische Zaken op televisie door de mangel waren gehaald. Dat overkomt mijn ambtenaren niet, dacht ik, dus ik had Ton Planken ingehuurd om een communicatietraining te geven. Tegenwoordig is dat heel normaal, maar destijds werd er schande over gesproken, onder meer door de Volkskrant. Maar het hielp wel, mijn ambtenaren gingen niet af. De hele kwestie liep met een sisser af , want de grote fraude die vermoed werd, was er niet. Brokx is overigens later wel afgetreden, omdat zijn eigen fractie hem in de steek liet.’
Deze parlementaire enquête heeft tot gevolg gehad dat de positie van de secretaris-generaal is geherformuleerd, zo lees ik althans in uw proefschrift over de rol van de SG. Vertelt u eens?
‘Het enige wat op papier stond, was dat er op elk departement een secretaris-generaal moest zijn, een koninklijk besluit uit 1823. Met de voorzitter van de enquêtecommissie Klaas de Vries heb ik toen een lang gesprek gevoerd waarna we concludeerden dat de hoogste ambtenaar van een departement een wat zwaardere coördinerende functie zou moeten hebben, ook in formele zin. Lubbers heeft er toen een toelichting aan toegevoegd, het koninklijk besluit 1988.’
Wat u betreft mag het nog wel wat verder gaan: een SG zou moeten aanschuiven bij de ministerraad.
‘Dat idee heb ik uit Engeland, waar ik een weekend ben opgetrokken met sir Robert Armstrong, destijds SG van het kabinet van premier Thatcher en altijd aanwezig bij de cabinet meeting. Ook in Nederland zou elke vrijdag een sterke ambtelijke figuur bij de ministerraad moeten zijn die namens de ambtelijke toppen mee kan delibereren over het management op de departementen. Er worden soms besluiten genomen over de bedrijfsvoering die voor de rijksdienst desastreus zijn. Minister Kees van Dijk stelde eens een afslankingsoperatie voor waarbij de trap van boven naar beneden schoon geveegd zou moeten worden. Dat waren dramatische uitspraken die helemaal niet op de werkelijkheid gestoeld waren. Een SG die daarbij aanwezig is, kan dan zijn vinger opsteken en zeggen dat het geen goed idee is. Dat gebeurt bij de gemeente en de provincie ook.’
Heeft u nog meer van dat soort revolutionaire ideeën?
‘De SG zou in de Tweede Kamer verantwoording moeten kunnen afleggen voor het beheer van het departement, zoals wederom ook in Engeland het geval is. Daarnaast vind ik, zo hebben we met de commissie-Wiegel in de jaren negentig voorgesteld, dat alle uitvoeringstaken op afstand van het departement gezet moeten worden en dat de directies direct verantwoording verschuldigd zijn aan de Kamer. Nu is een minister verantwoordelijk voor alle ins en outs van een departement, niet alleen voor het beleid, maar ook voor een straatlantaarn in Zuidland die niet brandt. Dat levert een idioterie aan Kamervragen en spoeddebatten op. De minister moet ontlast worden, zodat die zich veel meer met het beleid kan bemoeien.’
Directeuren van zbo’s willen maar wat graag zelf verantwoording in de Kamer afleggen. Waarom gebeurt dat dan niet?
‘Omdat we in Nederland nog heel ouderwets denken over de ministeriële verantwoordelijkheid. De minister moet voor alles aanspreekbaar zijn, wat gewoonweg onmogelijk is. Het gevolg is dat we blijven doormodderen.’
U zei net al dat de commissie-Wiegel, waar u deel van uitmaakte, adviseerde om kerndepartementen in het leven te roepen. De Kamer reageerde daar destijds positief op, behalve de fractie van uw eigen partij, het CDA.
‘Oh ja? Nu, dat is best mogelijk. De CDA-fractie is soms heel ouderwets. Weet u wat het probleem is, ik ben een echte believer in de overheid, maar ik bespeur steeds vaker dat de politiek im grossen ganzen een minachting heeft voor het ambtelijk apparaat. Dat doet me heel veel pijn. Ik weet zelf hoe hard er gewerkt wordt, hoeveel problemen ambtenaren moeten tackelen, hoe vaak de politiek met de eer strijkt terwijl de ambtenaren het werk gedaan hebben. Je moet als ambtenaar altijd bereid zijn de tweede viool te spelen. De politiek heeft dat niet door of wil het niet door hebben. De Kamer, althans het merendeel ervan, heeft absoluut geen boodschap aan het ambtenarenapparaat. Het zijn twee aparte werelden.’
Hoe zou je dat kunnen doorbreken?
‘Misschien wel door stages. Kamerleden gaan in de zomer vaak naar ziekenhuizen of andere instellingen, maar ze zouden eigenlijk eens een paar maanden op een departement moeten meedraaien.’
Wel lastig, want ze mogen formeel gezien niet met elkaar praten.
‘Ach, daar moet je niet al te moeilijk over doen. Uiteindelijk is alles openbaar.’
Op Vrom was Roel Bekker destijds uw plaatsvervanger. Nu is hij als topambtenaar belast met de vernieuwing van de rijksdienst. Wat denkt u, gaat het hem lukken de overheid kleiner én beter te maken?
‘Die taakstelling krijgt hij wel voor elkaar. De verandering van de rijksdienst, die is veel moeilijker te realiseren. Mijn goede vriend en destijds medewerker Lex van den Ham heeft dat ook al vier jaar geprobeerd [met het programma Andere Overheid, CC], maar de processen zijn vrij stroperig. Wil je echt een vernieuwing doorvoeren, dan moet dat rigoureus worden aangepakt. Geen enkele minister heeft daar zin in, want hij moet produceren: wetsvoorstellen en plannen door de Kamer loodsen. Tijdens de verbouwing moet de winkel open blijven en dat is moeilijk.’
Nog iets anders, de PvdA’er Aboutaleb wordt burgemeester van Rotterdam. Heeft het CDA zitten slapen?
‘Wij hebben de grote steden de afgelopen jaren verwaarloosd, dat is een probleem. We zijn sterk gericht op het platteland omdat daar voornamelijk onze kiezers zitten. We doen ook veel te weinig aan scouting. De PvdA doet dat veel beter. Die hebben op het juiste moment kandidaten van niveau gereed voor dat soort posten.’
+++++
CV Wolter Lemstra
Na veertig (overheids)dienstjaren – in zeven gemeenten en op drie departementen – werd Wolter Lemstra (1935) burgemeester in Hengelo (1991-1999). Hij verhuisde van Amsterdam naar het oosten des lands en woont daar nu nog steeds. Tussen 1999 en 2007 was hij lid van de Eerste Kamer voor het CDA. Ook is hij bestuursvoorzitter van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (1998-2002) en waarnemend burgemeester van Leiden (2002-2003) geweest. Aan stoppen met werken moet Lemstra niet denken. Momenteel bekleedt hij een aantal commissariaten en is hij hoogleraar bestuurs- en bedrijfskunde in Groningen en Twente. Als lijsttrekker van het CDA is hij druk aan het campagnevoeren voor de waterschapsverkiezingen van Regge en Dinkel.
Verschenen in PM, 7 november 2008