END’er wacht twee jaar op promotie

Drie jaar geleden sprak PM met een aantal Haagse ambtenaren die bij de Europese Commissie g­edetacheerd waren. Hoe is het hen sindsdien vergaan? ‘Zonder deze ervaring had ik misschien wel eerder promotie gemaakt.’

In het gerenoveerde gedeelte van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Bezuidenhoutseweg staat nu nog het bureau van Emar Gemmeke, projectleider op de directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid. Over een paar dagen vertrekt hij naar Peking waar hij op de Nederlandse ambassade aan de slag gaat. Als Veterinaire en Fytosanitaire Raad, zoals zijn nieuwe functie officieel luidt, vertegenwoordigt hij het departement in China als het gaat om diergezondheid en plantenziekten. Voor Gemmeke is het een promotie waarop hij twee jaar heeft moeten wachten. In 2007 kwam hij terug uit Brussel, waar hij drie jaar gedetacheerd was geweest. Het ministerie had hem uitgeleend aan de Europese Commissie, aan het directoraat-generaal Handel om precies te zijn. Hij was ook lid van het END-bestuur dat zich hard maakt voor de belangen van de Experts Nationaux Detachés, zoals ambtenaren die vanuit de lidstaten tijdelijk naar Brussel worden uitgezonden heten.

PM sprak begin 2006 in Brussel met Gemmeke en zijn collega-bestuursleden Henriëtte van Eijl, Aldrik Gierveld, Gerben Everts en Nico Kikke. Ze maakten zich als bestuur destijds vooral druk om twee zaken: de rechtspositie van gedetacheerde ambtenaren en het slechte carrièreperspectief van ambtenaren die een aantal jaar in Brussel werkzaam zijn. De verschillen in rechtspositie zijn inmiddels opgeheven, mede dankzij de inspanningen van het vijftal. Waren gedetacheerde ambtenaren van Justitie en Economische Zaken voorheen nog ‘op buitengewoon verlof ’, tegenwoordig geldt het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) voor alle ambtenaren die tijdelijk als END’er in Brussel aan de slag gaan.

Promotie
Het carrièreperspectief is een ander verhaal. Gemmeke kent jaargenoten die ‘gefrustreerd’ zijn teruggekeerd uit Brussel omdat ze in dezelfde functieschaal terechtkwamen. ‘Eerlijk gezegd kwam het mij persoonlijk niet zo slecht uit. Op de dag dat ik terugkwam uit Brussel werd ik vader en had ik wel iets anders aan mijn hoofd,’ zegt Gemmeke. ‘Ik kreeg ook een grotere vrijheid van handelen. Ik ben gewoon aan de slag gegaan en vermoed dat LNV die opstelling wel gewaardeerd heeft, waardoor ik nu toch die promotie heb gekregen.’ Heeft zijn ervaring in Brussel ertoe bijgedragen dat hij, twee jaar later, LNV-Raad wordt? ‘Het heeft voor deze baan ongetwijfeld meegespeeld,’ zegt Gemmeke. ‘Maar ook als ik niet naar Brussel was gegaan had ik binnen het ministerie promotie kunnen maken. Misschien was het dan zelfs wel eerder gebeurd. Ik ben toch een tijd uit beeld geweest.’ Henriëtte van Eijl werkt na haar detachering bij DG Onderzoek inmiddels alweer bijna twee jaar bij DG Ondernemingen. Ze is nu in dienst van de Europese Commissie. ‘Ik voelde het als mijn plicht terug te keren naar SenterNovem, de organisatie die mijn detachering voor het grootste
gedeelte heeft betaald,’ zegt Van Eijl. ‘Het was echt een dilemma, de Nederlandse overheid heeft toch fors in mij geïnvesteerd. Naar Economische Zaken en SenterNovem ben ik heel open geweest. Ik heb verteld dat ik het concours had gehaald en graag in Brussel wilde blijven werken. Toen ik een aanbod van de commissie kreeg, was mijn keuze snel gemaakt.’
Net als Van Eijl is Nico Kikke in Brussel gebleven. Hij was door het ministerie van LNV gedetacheerd bij DG Ondernemingen en werkt nu bij het Hoofdproductschap Akkerbouw (onderdeel van LNV), waar hij een leidinggevende functie had voordat hij naar Brussel vertrok. Kikke’s belangrijkste motief om een detachering te gaan doen, was het feit dat hij bij het productschap niet verder kon groeien. ‘Ik wilde aan het eind van mijn carrière [Kikke is nu 61, CC] graag nog iets anders doen. Ik ben niet naar Brussel gegaan om op een hogere functie terug te komen. Bij de Europese Commissie heb ik geproefd hoe het was om geen verantwoordelijkheid voor mensen te hebben. Dat beviel wel.’

Aldrik Gierveld (Buitenlandse Zaken) is ook in Brussel blijven hangen. Hij is na zijn detachering bij het secretariaat-generaal van de commissie bij de permanente vertegenwoordiging gaan werken als hoofd van de afdeling milieu. ‘Bij Buitenlandse Zaken maakt mobiliteit standaard deel uit van je carrière,’ verklaart Gierveld zijn promotie van schaal 14 naar 15 direct na zijn detachering. Hij weet dat het ook anders kan. ‘Als men het voor mensen aantrekkelijk wilt maken een poosje naar Brussel te gaan moet het departement heel duidelijk zijn over de mogelijkheden die je krijgt als je terugkomt. Dat gaat niet altijd van harte in Den Haag.’
Na een detachering van vier jaar bij het DG Interne Markt is Gerben Everts niet teruggekeerd naar het ministerie van Financiën. Hij draagt nu bij ‘aan de oudedag van zijn ex-collega’s’, zoals hij het zelf noemt. Everts werkt bij APG Asset Management, onderdeel van de uitvoeringsorganisatie van pensioenen voor personen werkzaam voor de Nederlandse overheid en in het onderwijs. ‘Ik krijg de indruk dat het nut van internationale ervaring door Den Haag nog niet voldoende wordt erkend. In plaats van deze ervaring op te merken en te koesteren, vechten argwaan en een zekere jaloezie bij andere collega’s vaak om de voorkeur. Er wordt nogal eens geredeneerd dat een END’er een aantal jaren iets moois heeft kunnen doen, tegen aantrekkelijke voorwaarden, maar dat het nu even op de plaats rust is. Internationale ervaring wordt nog te veel beschouwd als een luxe en geen noodzakelijk asset, wat het zou moeten zijn.’
Frank Mollen, EU-coördinator op de permanente vertegenwoordiging in Brussel en in die hoedanigheid aanspreekpunt voor de END’ers, kan zich hierbij wel iets voorstellen, hoewel hij het te ver vindt gaan dit als algemeen gevoelen te bestempelen. Dat de terugkeer de nodige aandacht verdient – zoals ook bleek uit een onlangs gehouden enquête door het huidige END-bestuur – onderschrijft hij. ‘De inspanning die het iemand kost om op het departement terug te komen, is vaak frustrerend,’ aldus Mollen. ‘Je zit toch relatief ver van het hoofdkwartier en als je zelf niet goed oppast, verliest het ministerie je uit het oog. Departementen zouden er meer op gericht moeten zijn om de ervaring die ambtenaren in Brussel opdoen, meteen na terugkeer in te zetten.’ Binnen het SG-overleg wordt nu nagedacht over een manier om ambtenaren die terugkeren na een detachering ook op een ander departement in te zetten waar behoefte is aan kennis over Europa. Hoe dat precies vorm moet krijgen weet Mollen nog niet, maar dat meer ambtenaren ertoe bewogen
moeten worden een tijdje bij een Europese instelling te gaan werken is duidelijk. De SG’s hebben vorig jaar zelfs een target opgesteld. In 2010 moeten in totaal zo’n 120 ambtenaren uit Den Haag in Brussel worden gedetacheerd. Drie jaar geleden waren dat er nog 80 en op dit moment zijn er 100 Nederlandse END’ers. Mollen merkt op dat het nog lastig zal worden om deze doelstelling te halen. ‘De onzekerheid die voortvloeit uit de taakstelling helpt niet om ambtenaren warm te maken voor Brussel. De Haagse departementen én de PV moeten hier het komende jaar dan ook hard aan werken.’

Verschenen in PM, 20 februari 2009

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s