Het bestel van de publieke omroep ligt weer eens onder vuur nu zich liefst veertien aspirant-leden hebben aangediend. Aan welke internationale voorbeelden kan ons bestel zich optrekken? PM consulteerde een aantal experts over de ideale publieke omroep.
En weer is daar een VVD’er die pleit voor invoering van het BBC-model. Johan Remkes, oud-minister van BZK en tegenwoordig Kamerlid met onder meer mediabeleid in portefeuille, haalde vorige week het VVD-standpunt over het publieke bestel weer eens van stal: ‘De bestaande omroepen zijn te bleek en lijken te veel op elkaar.’ De oplossing ligt volgens de liberale politicus in een model à la de BBC: een staatsomroep met twee zenders, zonder reclame en geen fixatie op kijkcijfers. In het debat over de toekomst van de publieke omroep wordt de BBC vaak als voorbeeld genoemd. De BBC zou veel efficiënter opereren en mooiere programma’s maken dan de 22 Nederlandse publieke omroepen, wordt dan gezegd. Maar volgens mediahistoricus Huub Wijfjes valt de vermeende efficiency zwaar tegen. ‘Realiseer je goed dat de BBC een extreem bureaucratische organisatie is,’ zegt hij.
Nu er maar liefst veertien aspirant-omroepen staan te trappelen om tot het publieke bestel te worden toegelaten, is de discussie over de toekomst van het Nederlandse omroepbestel uiterst actueel. Met 50.000 leden (peildatum 1 april) zijn nieuwelingen al een heel eind. De Telegraaf had nog geen twee weken nodig om dit aantal aan zich te binden. Daarmee is Wakker Nederland er nog niet. De kandidaten moeten aantoonbaar een bepaalde stroming vertegenwoordigen die nog niet door Hilversum bediend wordt én er moet worden aangetoond dat er een brede programmering gaat komen. Dat is van latere zorg, moet hoofdredacteur Sjuul Paradijs gedacht hebben. Eerst maar eens die 50.000 leden. Met een oplage van driekwart miljoen kranten was dat natuurlijk een peulenschilletje.
In Hilversum wordt met argusogen naar de nieuwe toetreders gekeken. Het budget van 800 miljoen euro is al weinig, vindt menigeen, en dat moet straks – naar men vreest – ook nog eens gedeeld worden met een aantal andere zendgemachtigden. Bovendien wordt het bestuurlijk overleg er niet overzichtelijker op. NPO-baas Henk Hagoort zei in zijn nieuwjaarsspeech dat Hilversum nu al te vol is. ‘Met de huidige 22 partijen is wat mij betreft de grens van wat bestuurlijk hanteerbaar is meer dan bereikt,’ zegt de voormalig EO-directeur. Ook Bert van der Veer, oud-programmadirecteur van RTL 4 en tegenwoordig twee maal per week eindredacteur bij Pauw & Witteman, liet onlangs optekenen in Punt, het huisorgaan van OCW, dat ‘het huidige model onwerkbaar is’. En volgens presentator Hanneke Groenteman zal het bestel binnen niet al te lange tijd ‘imploderen’. Dat zei ze tijdens een debat begin maart in Amsterdam. Voormalig Avro-directeur Ad ’s Gravesande riep bij die gelegenheid op om de publieke omroep ‘in zijn totaliteit op de helling’ te zetten. Hoe zou het publieke omroepbestel er idealiter uit moeten zien? En kunnen we leren van andere landen? Met die vragen ging PM op pad.
‘Ha, houd er maar mee op,’ zegt Harry Kramer, voormalig directeur Media op het ministerie van OCW. ‘De ideale publieke omroep bestaat niet, dat is fictie.’ Volgens Kramer, die momenteel met het mediabedrijfje You Ca concurrentie op de kabel probeert af te dwingen, ‘krijgt ieder land de publieke omroep die het verdient’. En dus heeft Nederland een in de wereld tamelijk uniek systeem met omroepverenigingen die zijn terug te voeren op de verzuiling. In Duitsland, zo vertelt Kramer, is de publieke omroep veelal georganiseerd op deelstaatniveau. ‘Burgers hebben daar via programmaraden, waarin vakbonden, kerken en andere maatschappelijke organisaties zich verenigen, veel invloed op de programmering. Zij vormen de legitimatie van het systeem.’ De organisatie van ons publieke bestel lijkt op hoe Nederland zich ontwikkelt, vervolgt Kramer. ‘Het wordt tegenwoordig centraler aangestuurd en de stromingen vlakken wat af, net zoals in de samenleving het geval is.’ Dat De Telegraaf en Geen Stijl nu proberen een plek te bemachtigen in het omroepbestel vergelijkt Kramer met de Avro en de Tros die destijds ook ‘zijn ingebroken in het bestel’. Als het regime om toegelaten te worden tot het publieke bestel niet strenger wordt, dan verwacht Kramer een ‘zeer versplinterde publieke omroep’. Om dat te voorkomen moet wat hem betreft het aantal benodigde leden omhoog (‘minstens naar 100.000’), de bijdrage hoger (‘die is nu nog geen zes euro’) en worden ‘allerlei dingetjes eromheen’, zoals Kramer de geschenken noemt die men krijgt bij lidmaatschap, afgeschaft.
Mediaspecialist Egbert Dommering wijst vrijwel direct naar het Britse Channel 4 als hem wordt gevraagd hoe we in Nederland om moeten gaan met de publieke omroep. Naast een centrale organisatie als de NOS of de NPS die de publieke taak in klassieke zin uitvoert, moeten programma’s worden gemaakt door organisaties die op basis van openbare aanbesteding kunnen worden geselecteerd. ‘Omroepverenigingen hoeven niet te verdwijnen, maar moeten zich ontwikkelen tot producent,’ aldus Dommering. Toegang op basis van ledentelling is verouderd en leidt bovendien tot verstarring, omdat omroepverenigingen niet inhoudelijk worden geëvalueerd zoals dat in de culturele sector om de zoveel tijd wel gebeurt. Dat kan bij een openbare aanbesteding wel.’
Ook oud-hoofd politieke redactie van de NOS Antonie Dake ziet wel wat in een tendersysteem, hoewel hij Channel 4 niet als voorbeeld ziet. ‘Een zender met alleen maar hoogwaardige programma’s, daar geloof ik niet in.’ Volgens Dake, die zich met een aantal gelijkgestemden heeft verenigd in een Andere Publieke Omroep (APO), moeten de publieke middelen besteed worden aan een goed actualiteitenkanaal: ‘Een publiek gefinancierd CNN’. Hij vervolgt: ‘Alle andere zaken die je als overheid nodig acht, zoals kunst, cultuur en educatie, kun je op basis van gerichte subsidiëring laten maken. Waarschijnlijk zijn het dan de commerciële omroepen die dat gaan doen.’
De APO is pleitbezorger van een reclamevrije publieke omroep – ‘met deze regering geen haalbare kaart’ – zoals die in Frankrijk inmiddels (deels) is ingevoerd. Dake: ‘Sarkozy heeft de reclamezendtijd bij de publieken beperkt. Om het gemis aan inkomsten te compenseren, betalen de commerciële zenders een heffing. Daardoor maak je de publieke omroep meer vrij ten opzichte van de commerciëlen, een goede zaak, lijkt me.’ Voormalig OCW-topambtenaar Harry Kramer schiet in de lach. ‘Reclamevrij? Neen!’ zegt de oud-directeur Media. ‘Ik zie het al voor me dat de commerciële omroepen hier een heffing opgelegd krijgen. Dat kunnen ze toch helemaal niet betalen? RTL had vorig jaar een goed jaar met een winst van zo’n 60 miljoen euro en SBS iets van 10 miljoen, hoe zouden zij de 300 miljoen euro aan Ster-inkomsten kunnen compenseren?’ Dit systeem wordt in Frankrijk zeer betwist, weet Kramer. ‘Zo zie je maar dat er in een te centraal geleid bestel ook fouten kunnen worden gemaakt.’
Dat de BBC kwalitatief hoogwaardige programma’s kan maken, is volgens mediahistoricus Huub Wijfjes vooral te danken aan de schaalgrootte. ‘Door de Engelse taal kunnen programma’s beter verkocht worden,’ zegt hij. Daarnaast is de omroepbijdrage veel hoger dan in Nederland. Vanuit Den Haag gaat er jaarlijks zo’n 800 miljoen euro naar de publieke omroep. ‘Beschamend weinig,’ vindt Wijfjes die wijst op het feit dat dit zo’n 30 euro per Nederlander is, terwijl er in het Verenigd Koninkrijk gemiddeld ongeveer 80 euro per inwoner aan de publieke omroep wordt uitgegeven.’ Hij wijst er ook op dat we in Nederland al wat BBC’achtige elementen hebben ingevoerd. ‘We hebben drie geprofileerde zenders die centraal worden aangestuurd,’ zegt hij. ‘Daarbinnen opereren omroepen die zorgen voor een veel grotere pluriformiteit dan bij de BBC. De Engelse publieke omroep heeft als nadeel dat ze neutraal moet zijn.’ Een pasklaar antwoord op de vraag wat volgens hem het ideale omroepbestel is, heeft Wijfjes niet (het BBC-model heeft niet zijn voorkeur), maar hij wil wel een poging wagen. ‘De publieke omroep moet marktleider zijn en breed programmeren zoals nu gebeurt met het programmeermodel. Interne pluriformiteit is daarbij belangrijk.’ Of we toe moeten naar een systeem van functiesponsoring, zoals Dommering bepleit, weet Wijfjes niet. ‘Ik vraag me af of dit zal leiden tot aanvaardbare producten. Als RTL concerten van het Concertgebouworkest wil uitzenden, dan is dat natuurlijk prachtig, maar het lijkt me ingewikkeld om dat te realiseren.’
‘Er wordt veel te veel naar het BBC-model gekeken,’ vindt ook Jonathan Marks. ‘Ten onrechte! De BBC vormt een enorme uitzondering. Geen enkele publieke omroep heeft zoveel geld te besteden.’ Jarenlang was de van oorsprong Britse Marks creatief directeur bij de Wereldomroep. In 2003 begon hij voor zichzelf als media-adviseur. In die hoedanigheid doet hij onderzoek naar media in Europa, Afrika en Azië. ‘Het begrip omroep is allang ten dode opgeschreven,’ aldus Marks. ‘Veel stations in Europa zijn tegenwoordig veel meer een toegangsmodel dan een uitzendmodel.’ Dat is een prima ontwikkeling, vindt hij, hoewel er een goede balans gevonden moet worden tussen publiek en commercieel. ‘Als het slecht gaat met de commerciële omroepen, dan gaat het ook slecht met de publieken. Kijk maar naar de States. Daar gaat het volledig de verkeerde kant op.’ Dat het Nederlandse bestel uniek genoemd wordt, werkt op zijn lachspieren. ‘Ik vraag me dan altijd af waarom het na tachtig jaar nog steeds uniek is.’ De omroepverenigingen zullen zich in Nederland moeten gaan ontwikkelen tot productiehuizen, vindt hij. ‘Verenigingen met leden en een omroepblad zijn absoluut verleden tijd. De vraag is natuurlijk hoe ze dat gaan oplossen, daar zullen ze goed over moeten nadenken.’
Een voorbeeld dat Marks graag aanhaalt is Denemarken. ‘Vijf jaar geleden heeft de Deense publieke omroep zich vernieuwd. Er wordt breed geprogrammeerd, hoewel er niet wordt gedacht vanuit een medium maar vanuit een thema. Wetenschap bijvoorbeeld. Vervolgens wordt gekeken welke mix er wordt gebruikt om deze informatie naar het publiek te brengen.’ Dat klinkt als de samenwerking die de VPRO en de NPS in april aangaan op het thema geschiedenis. Zeven redacties van historische programma’s komen onder een dak. ‘Dat klopt,’ zegt Marks. ‘Sommige initiatieven in Hilversum zijn van wereldniveau, dat weten ze alleen zelf vaak niet.’ Ook het Belgische VRT doet het wat Marks betreft goed. ‘Deze omroep heeft zich een paar jaar geleden omgevormd van shouting model naar sharing model. Zij betrekken het publiek bij het ontwikkelen van bijvoorbeeld formats.’ Het Zwitserse TSR en France24 verdienen wat Marks betreft eveneens een compliment. ‘Zij hebben op internet een Medialab opgezet waarmee ze burgers betrekken bij allerlei onderwerpen.’ Kan Marks nog een aantal Nederlandse succesnummers noemen? ‘Ik ben heel enthousiast over wat de NOS tijdens de Olympische Spelen heeft gedaan met uitzendingen via de mobiele telefoon. En ook Uitzending Gemist is een mooi voorbeeld. Nee hoor, ik ben absoluut niet pessimistisch wat het Nederlandse bestel betreft.’
++++
Subsidiariteit overboord
Als Europarlementariër Cornelis Visser (CDA) gevraagd wordt naar zijn ideaalbeeld van de publieke omroep, verwijst hij linea recta naar het Verdrag van Amsterdam waarin is vastgelegd dat Europa zich niet met het omroepbeleid in de lidstaten zal bemoeien. Toch ligt er nu een omroepmededeling waarmee de Europese Commissie stelt dat nieuwe activiteiten van publieke omroepen moeten worden getoetst op eerlijke concurrentie. ‘Onacceptabel,’ vindt Visser die de afgelopen maanden in het EP twee hoorzittingen o ver het onderwerp organiseerde. ‘Deze plannen leiden ertoe dat commerciële omroepen en uitgevers in de toekomst gaan bepalen welke nieuwe activiteiten hun publieke concurrenten mogen opstarten.’ Daarnaast wil de commissie per lidstaat een toezichthouder instellen, naar het voorbeeld van Ofcom in het Verenigd Koninkrijk. Volgens Visser is dat ‘veel te bureaucratisch en te duur’. Toetsing is oké, vindt de CDA’er. ‘Maar dat hoeft niet door zo’n zware toezichthouder te worden gedaan. Dat kost veel mankracht en capaciteit, wat door de BBC wel op te brengen is, maar niet voor Nederland, België en de Baltische Staten waar de omroepapparaten en -budgetten vele malen kleiner zijn.’
Verschenen in PM, 20 maart 2009