Met de bus is Betty Blok (77) uit haar woonplaats Noordwijk naar Den Haag gekomen alwaar ze een afspraak heeft met Fons Cammaert (28), de voorzitter van Jong-OCW. Cammaert, strak in het pak, ontvangt Blok in de Hoftoren. Ze heeft een eigen toegangspas (‘geregeld door de SG persoonlijk’), want hoewel Blok al jaren niet meer bij OCW werkt, is ze nog eens per maand op het departement te vinden. Waarom? Betty Blok is voorzitter van de Seniorenclub van OCW, een groep van 180 oud-ambtenaren die met pensioen is en regelmatig bijeenkomt. ‘We organiseren diverse bijeenkomsten om onze leden te informeren. Dan nodigen we een notaris uit om iets te vertellen over erfrecht bijvoorbeeld.’ Een onderwerp dat voor Jong-OCW’er Cammaert nogal een ver-van-zijn-bed show is. Ondanks het leeftijdsverschil van ruim veertig jaar, zijn de gesprekspartners het opvallend vaak met elkaar eens.
De allereerste vraag van Blok aan Cammaert, is veelzeggend. ‘Hoe hoog zit je eigenlijk? Welke rang heb je?’ vraagt Blok sans gêne. ‘Qua schaal bedoel je?’ reageert een verschrikte Cammaert. ‘Daar doe ik doorgaans geen uitspraken over. Ik ben wel junior, zit nog niet in schaal 14, nee.’ Was de overstap naar OCW van Financiën een grote overgang? wil Blok graag van hem weten. Cammaert, die een klein jaar geleden bij OCW kwam werken: ‘Ja, enorm!’ Blok kan zich er wel iets bij voorstellen. ‘Hier heerst nogal een andere sfeer. OCW is vrij informeel, vind ik,’zegt Blok. ‘Dat is wel een beetje paradoxaal,’ aldus Cammaert. ‘Beide departementen zijn informeel, maar op een heel andere manier. Bij Financiën merk je dat vooral naar buiten toe, iedereen draagt een pak. Intern zijn de lijnen heel kort, ook naar de bewindslieden. Op OCW is het net andersom. Hier lopen ze gewoon lekker in een lichtgroen T-shirt en een corduroy broek met rare schoenen eronder en de lijnen zijn lang.’ ‘Wat mij betreft mag dat soms wel wat netter hoor,’ reageert Blok en wijst naar Cammaert. ‘Zoals jij gekleed gaat bijvoorbeeld.’ Hij: ‘Dat komt vast doordat ik bij Financiën heb gewerkt. Daar is nog een restje van over, misschien slijt dat nog eens.’ Zij: ‘Ik hoop van niet.’
Jophoppen
Het gesprek komt op flexibilisering, een trend die de SG van OCW, Koos van der Steenhoven, een paar jaar geleden heeft ingezet en die tegenwoordig rijksbreed gedragen wordt: ambtenaren moeten vaker van baan wisselen, iets wat in de tijd van Blok heel anders was. ‘Ik vind het wel goed om het rouleren te stimuleren, vooral bij mensen die al wat langer bij het departement werken,’ zegt Cammaert. ‘Jongeren hebben dat van nature.’ Vind je?, reageert Blok. Hij: ‘Ja, dat vind ik. En dat merk ik ook. Zelf heb ik binnen vier jaar al op twee departementen gewerkt. Die doorstroom is er gewoon. Flexibiliseringsbeleid is voor jongeren niet zo nodig als voor ouderen.’ Blok: ‘Ach ja, dat is wel een beetje de mentaliteit van tegenwoordig. Jongeren zijn niet bang om te verkassen. Het nadeel is dat er te weinig tijd wordt genomen om je te verdiepen. Ik ben ook voor rouleren, begrijp me goed, maar je moet er wel voor oppassen dat je niet teveel kennis verliest. Tegenwoordig wordt er te vaak gejobhopt, zonder dat de kwaliteit in het oog gehouden wordt.’ Cammaert: Jobhoppen om het jobhoppen is ook niet de bedoeling, vind ik. Het ministerie van BZK heeft vorig jaar een onderzoek gedaan waarom jongeren sneller van baan wisselen: ze hebben vaker een tijdelijk contract, vinden dat ze onvoldoende begeleiding krijgen en hebben vaak het idee dat ze werk onder hun niveau doen, zo blijkt. Ik herken dit laatste overigens niet. Je moet het zelf opzoeken, dat wel. En het duurt even voordat je erin komt, waardoor je in het begin misschien het idee hebt dat je werk onder je niveau doet. Je bent niet direct koning Studiefinanciering als je begint.’
Zijn jongeren niet erg ongeduldig?, vervolgt Blok.‘Als je bij de rijksoverheid werkt, moet je sowieso over zitvlees beschikken,’ antwoordt Cammaert. ‘Ben je geen dossiervreter dan kun je daar nogal van schrikken. Hoe jonger, hoe onstuimiger je bent, des te sneller je resultaten wilt zien. De kracht van de oudere werknemer die lang op een dossier zit, is dat hij er wel alles van weet. Maar toch, als je te lang ergens zit, dan gaat de sjeu eraf.’ Zij: ‘Ouderen hebben er anders verdomd veel moeite mee hoor. Ze hebben toch iets opgebouwd. Dat is ook een van de redenen waarom het zo lang is tegengehouden. In de jaren tachtig zat ik bij een interdepartementaal overleg van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Wij hielden een pleidooi voor de Algemene Bestuursdienst, maar dat vond absoluut geen weerklank. Het was niet nodig, de bonden waren er bang voor, terwijl het nu de normaalste zaak van de wereld is dat topambtenaren om de zoveel jaar van departement wisselen.’
Sexier
In de tijd dat Blok op OCW kwam werken, was er nog geen emancipatiebeleid. Ze kan zich dat nog goed herinneren. ‘Ik werkte parttime op de universiteit en stapte over naar het ministerie waar ik fulltime zou gaan werken. Ik had vijf kinderen en kreeg het Spaans benauwd. Vroeg me af of ik dat wel zou redden. Ik wilde graag vrije dagen kopen, zodat ik bijvoorbeeld vrij kon nemen in de voorjaarsvakantie als mijn kinderen thuis waren. De SG van toen, Gerard Scholten, viel bijna van zijn stoel toen ik het hem vroeg. Hij zei dat het niet kon, maar ik wist dat ik in mijn recht stond en hij het me zou moeten toezeggen. Achteraf gezien is dat het moment geweest dat werk en privé beter op elkaar afgestemd werden.’ Cammaert: ‘Nu is dat geen enkel probleem meer. Ik ken genoeg ambtenaren die vier keer negen uur werken. Als je echt jong bent en geen kinderen hebt, zoals ik, hoef je overigens helemaal niet minder te werken. Wij hebben er juist behoefte aan meer samen te doen, dus met jonge collega-ambtenaren, ook die van andere departementen. Die Jong-netwerken zijn daarvoor ideaal. Het rijk zit op een kluitje hier in Den Haag, dat is heel handig. Ik zou er niet aan moeten denken dat OCW nog in Zoetermeer zou zitten. Misschien zou dat zelfs een reden zijn om er niet te willen werken.’ Hij vervolgt: ‘Niet alleen het werk is belangrijk, ook de omgeving. Ik denk dat de overheid wat dat betreft wel wat sexier wordt. Kijk naar dit gebouw en kijk naar al die ambtenaren die op donderdagmiddag op het Plein aan het borrelen zijn. Dat is echt leuk, dan ben je one family.’ Blok knikt: ‘Dat krijg je meer een soort esprit de corps.’ ‘Maar ouderen doen dat niet meer,’ zegt Cammaert. ‘Hoe kan dat?’ Zij: ‘Ze willen het misschien wel, maar ze komen er niet meer toe. Het enthousiasme om nieuwe mensen te leren kennen, gaat er gewoon uit. Dat kan aan de leeftijd liggen, ja.’
Tot slot vraagt Cammaert aan zijn gesprekspartner of ze nog een tip voor hem heeft. ‘Hoe kan ik voorkomen dat ik op een gegeven moment cynisch word?’ Blok: ‘Als je wilt dat je op mijn leeftijd nog steeds enthousiast bent over alles, dan moet je ervoor zorgen dat je je breed oriënteert. Doe naast je werk andere maatschappelijke dingen. Ik heb bij de radio gewerkt en in een ziekenhuis. Snuffel breed, dan word je aangeraakt door een probleem, je denkt erover na, praat erover. Dat is het belangrijkste dat ik je zou willen meegeven.’ Hij: ‘Dat is op mijn lijf geschreven, ja, dat past echt bij mij.’
Verschenen in PM, 20 maart 2009