Dorette Corbey: ‘Uiteindelijk is iedereen het eens’

Europarlementariër Dorette Corbey had nog wel een termijn in Brussel willen blijven, maar de PvdA koos voor vernieuwing. Sinds 1 september is ze directeur van twee fuserende clubs: de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid en de Algemene Energieraad.

Ze komt net bij het ministerie van OCW vandaan waar ze heeft kennisgemaakt met secretaris-generaal Koos van der Steenhoven. PM spreekt Dorette Corbey daags voor haar aantreden als algemeen directeur van de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT), die onder OCW ressorteert. De afgelopen tien jaar liep Corbey in Brussel rond als Europarlementariër voor de Partij van de Arbeid en hield ze zich voornamelijk bezig met milieu, klimaat, volksgezondheid, visserij, wetenschap en technologie. In een café om de hoek van OCW blikt Corbey terug.

U heeft tien jaar in het Europees Parlement gezeten. Wat is het grootste verschil met het Europa van 1999?
‘Het meest overweldigende verschil is toch wel dat de Europese Unie destijds nog uit 15 lidstaten bestond en we tegenwoordig met 27 zijn. Dat maakt nogal wat uit in de hele sfeer en cultuur. Vijftien landen zijn nog wel bij te houden. Je weet een beetje wat er speelt, wanneer er verkiezingen zijn en wat voor regering er zit. Bij 27 lidstaten is dat een stuk moeilijker. Er is minder overzicht en in zekere zin is het allemaal veel anoniemer. Het is lastiger te achterhalen wat je collega’s uit al die landen ergens van vinden en vooral waarom. Op milieugebied heeft de toetreding van de Oost-Europese landen nogal wat voeten in de aarde gehad. Zij hadden veel moeite om aan alle reeds bestaande wetten en regels te voldoen. Daardoor hebben we een pas op te plaats moeten maken met het invoeren van nieuwe wetgeving.’

Dus de toetreding van twaalf nieuwe lidstaten heeft belemmerend gewerkt als het gaat om milieuwetgeving?
‘Niet zozeer in die zin. Maar het is wel duidelijk geworden dat er heel goed naar de uitvoerbaarheid van regels gekeken moet worden. We kunnen van alles willen en doelstellingen formuleren, maar het moet in die landen wel gedaan worden. Traditioneel is er in Europa veel te weinig aandacht voor naleving van Europese regelgeving.’

Nederland staat in Brussel niet langer bekend als erg Europaminded. Wat heeft u daarvan gemerkt?
‘Er wordt vaak gesuggereerd dat Nederlanders naar binnen gekeerd zijn en achter de dijken leven, maar dat is mijn indruk absoluut niet. Natuurlijk heb ik na het referendum in 2005 heel wat moeten uitleggen, maar in mijn analyse wordt de negatieve stemming onder Nederlanders jegens Europa vooral veroorzaakt door de kwaliteit van de regelgeving. Voor mij lag het keerpunt al veel eerder, namelijk bij de MKZ-crisis in 2001. Boeren waren ontzettend boos over het feit dat dieren, zelfs gezonde, geruimd moesten worden. Ik kreeg 300 handtekeningen van kinderen die het er niet mee eens waren dat de dieren in Artis niet ingeënt moesten worden. Omdat ik er niet over ging, ben ik naar de Eurocommissarissen voor Landbouw en Dierenwelzijn gestapt. Zij stuurden me direct door naar de lidstaten die op hun beurt wezen in de richting van het Europees Veterinair Bureau waar zo’n 150 landen bij zijn aangesloten. Uiteindelijk kwam ik handtekeningenlijsten tekort om elke organisatie die erover ging er eentje aan te kunnen bieden. Dat is natuurlijk een absurde situatie. De politiek moet helder zijn, het moet duidelijk zijn waar de verantwoordelijkheden liggen.’

Zes jaar geleden schreef u daarover al eens een opiniestuk in de Volkskrant. Is er inmiddels iets veranderd?
‘Het gaat langzaamaan de goede kant op, maar er wordt in Europa nog steeds heel bureaucratisch en technocratisch gedacht. Dat komt ook door het besluitvormingssysteem. Doordat er zo naarstig gezocht wordt naar compromissen, is het niet duidelijk welke input elke politieke stroming heeft geleverd. Van liberalen tot de groenen en van de sociaaldemocraten tot de christendemocraten, uiteindelijk is iedereen het eens. Daardoor is het niet meer zo herkenbaar, dat maakt het lastig voor mensen om iets voor Europa te voelen.’

Hoe zou je dat kunnen oplossen?
‘Het zit voor een deel in de regelgeving. Daarin moet heel duidelijk worden vastgelegd wie verantwoordelijk is. Besluitvorming zou minder ingewikkeld moeten verlopen en bovendien moet duidelijk worden afgebakend waar Europa wel en niet over gaat.’

Wanneer besloot u zich niet meer verkiesbaar te stellen?
‘Na het kerstreces. Ik had een evaluatiegesprek gehad met de PvdA en zij gaven aan dat ze vernieuwing wilden. Ik had op zich nog wel vijf jaar willen blijven, maar kreeg het signaal dat het beter was om iets anders te gaan doen. Na tien jaar is dat ook wel goed. Ik ga nu de ervaring die ik in Europa heb opgedaan in Nederland inzetten.’

De verkiezingen zijn voor de PvdA dramatisch verlopen. De Nederlandse delegatie bestaat nog maar uit drie sociaaldemocraten. U was met zijn zevenen.
‘Dat is nogal een verschil ja. Met zijn drieën neem je echt een heel andere positie in de fractie in. Je mening telt met zeven man veel zwaarder. Bovendien kun je dan op veel meer terreinen mee praten.’

Milieu is voor de PvdA een belangrijk thema. U had zitting in de milieucommissie, maar uw opvolger Judith Merkies is slechts plaatsvervangend lid en heeft dus geen stemrecht. Een goede keuze?
‘Ik vraag me af of dat verstandig is. Judith Merkies zit wel als volwaardig lid in de industriecommissie, maar die agenda is de komende tijd niet zo belangrijk. De grote onderwerpen zijn al gedaan: het energiepakket is aangenomen en het zevende kaderprogramma voor onderzoek loopt. In de milieucommissie daarentegen staat de komende tijd nogal wat te gebeuren.’

Hetzelfde geldt voor de commissie economische en monetaire zaken. Uw voormalig fractiegenote Ieke van den Burg was daar vrij invloedrijk, maar de PvdA neemt nu genoegen met een plaatsvervangend lidmaatschap.
‘Dat klopt. Thijs Berman zit in die commissie, maar het is niet aan mij om commentaar te leveren op wat mijn opvolgers doen.’

Dan verleggen we de aandacht even naar Den Haag. Hoe is het volgens u gesteld met de kennis over Europa op de departementen?
‘Ambtenaren die werken op terreinen die Europa raken weten precies wat er speelt, maar er zijn ook ambtenaren die daarin geen enkel inzicht hebben. Ik heb vaak contact gehad met, bijvoorbeeld, het ministerie van Vrom, maar ook met andere departementen. Het is voor een Europarlementariër belangrijk te weten wat het standpunt van de regering is.’

Parlementariërs mogen toch helemaal geen contact hebben met ambtenaren?
‘Dat geldt vooral voor Tweede Kamerleden, maar in veel mindere mate voor Europarlementariërs. Mijn vragen waren ook nooit politiek van aard, ik wilde bijvoorbeeld weten hoe een bepaalde richtlijn voor Nederland zou uitpakken. Ik ben altijd heel goed geholpen door ambtenaren, dat liep meestal via de Permanente Vertegenwoordiging. Soms moesten ze ons contact wel melden aan hun baas.’

De Algemene Bestuursdienst stelt sinds kort Europese ervaring verplicht voor topambtenaren. Een goede zaak?
‘Zeker. Het is misschien niet voor alle departementen even relevant, maar het is sowieso goed om te weten hoe Europa werkt. Als je een tijdje als ambtenaar in Brussel werkt, dan leer je het hele beleidsproces kennen. Het is minstens even nuttig om erachter te komen dat andere landen ook goede ideeën hebben. Nederlanders hebben nogal eens de neiging om te denken dat wat wij doen het beste is, maar wij kunnen ook veel leren van anderen. Dat geeft weer input aan het beleidsdenken op de ministeries.’

Staat Europa in de Tweede Kamer hoog genoeg op de agenda?
‘Nee, er zijn maar weinig Kamerleden zich bewust wat er in Brussel speelt. Dat geldt zeker niet voor Kamerleden die zich nu met milieu en landbouw bezighouden, maar ik ken genoeg voorbeelden waarbij ze geen flauw benul hadden wat er aan de hand was. Overigens zie ik wel enige verbetering.’

Kunt u een voorbeeld geven wanneer het mis ging?
‘Toen ik net in het Europees Parlement zat, was de kaderrichtlijn Water aan de orde. Omdat het voor Nederland zo’n belangrijk dossier was, had ik veel contact gehad met Verkeer en Waterstaat. Met ambtenaren, en ook met de staatssecretaris. Het was zeer moeilijk Kamerleden voor het onderwerp te interesseren. Dat gebeurde jaren later pas, toen de richtlijn al lang was vastgesteld. Adviesbureau Alterra kwam met een rapport dat de richtlijn negatief uitpakte voor de landbouw en ineens was er in de Kamer een hoop gedoe over. Veel te laat natuurlijk, echt veel te laat.’

++++++++

CV

Dorette Corbey (1957) studeerde sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam. Via Clingendael, FNV en de Europese Bond voor Bouw- en Houtarbeiders kwam ze in 1999 voor de PvdA in het Europees Parlement. Vanaf 1 september is ze directeur van de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid dat gaat fuseren met de Algemene Energieraad.

Verschenen in PM, 11 september 2009

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s