Jan Willem Weck: ‘Wij kweken onze toekomst’

Politieke bestuurders zouden evenveel steun en begeleiding kunnen gebruiken als rijksambtenaren met grote verantwoordelijkheden, vindt Jan Willem Weck, scheidend directeur-generaal van de Algemene Bestuursdienst. ‘Als je kijkt naar de aandacht en begeleiding die managers krijgen bij de overheid, dan is het voor mij een raadsel waarom we dit principe niet van toepassing verklaren op politici,’ zegt hij.

Op 1 maart neemt Jan Willem Weck (63) afscheid als DG van de Algemene Bestuursdienst (ABD). Na een korte vakantie naar Sint Petersburg gaat hij per 1 april aan de slag als adviseur bij ABD TOP Consultants. Onder zijn leiding ontwikkelde de ABD zich van vacaturegedreven organisatie naar een club die strategische loopbaanontwikkeling hoog op de agenda heeft staan. Met PM blikt Weck terug op de afgelopen tien jaar en laat hij zijn licht schijnen op de toekomst van de overheid.

Onbekend maakt onbemind
‘Het beeld dat politiek en maatschappij van ambtenaren hebben, is de afgelopen tien, vijftien jaar niet veranderd. Sterker nog, als je kijkt naar het respect en het vertrouwen van deze partijen in het ambtelijke apparaat, dan bevinden we ons op een glijdende schaal. Dat komt deels doordat de maatschappij mondiger is geworden, waar op zich niets mis mee is. Sterker nog, we horen er als ambtelijke organisatie zeer goed naar te luisteren. Dat doen we niet altijd even goed, zeg ik eerlijk. Maar tegelijkertijd ervaar ik een bepaalde weerklank in de politiek. Daar wordt onvoldoende positief over het ambtelijk apparaat gesproken en dat reflecteert naar de maatschappij.
We hebben nu eenmaal een overheid nodig, hoe klein ook. En dat besef is er veel te weinig. Ambtenaren zouden zichtbaarder moeten zijn in de resultaten die worden behaald en de afwegingen die worden gemaakt. Er zijn bewindslieden die op dit vlak zeer terughoudend zijn, maar er zijn er ook die er erg relaxed in staan en er veel lol aan beleven dat hun topambtenaren in contact staan met de Tweede Kamer. Daardoor wordt hun zichtbaarheid vergroot. Je zou zelfs structureel kunnen kijken of bepaalde topambtenaren in Kamercommissies feitelijke informatie kunnen geven. Als dat tot vraagtekens leidt of tot beleidsdiscussies, dan verdwijnt de ambtenaar in de coulissen en moet de minister of de staatssecretaris weer naar de Kamer komen.
Kortom, de oekaze-Kok kan wat mij betreft afgeschaft worden. In zijn staatsrechtelijke component klopt hij wel, maar in de praktische uitvoering is de oekaze al voor een belangrijk deel versoepeld. Ik zou in die trend doorgaan.’

Loopbaanplanning
‘De veronderstelling dat Bureau ABD zich alleen maar met benoemingen bezighoudt is onjuist, hoewel we bij de start in 1995 vooral een vacaturegedreven organisatie waren. We ontsloten de mogelijkheden bij het Rijk, omdat we het overzicht hadden. Dat is goed gelukt met als resultaat ontkokering en meer mobiliteit. Tegenwoordig is de ABD echter meer dan dat. We hebben een volwassen management development systeem waarin alle componenten voor een strategische loopbaanplanning aanwezig zijn. Of ze allemaal perfect werken, daar is soms best wat op aan te merken. Maar we hebben wel iets neergezet. Zo kijken we naar het vervullen van functies op de langere termijn. We kweken onze eigen toekomst. We kijken vooruit naar het type leidinggevende dat we over een paar jaar op bepaalde plekken nodig hebben en bepalen vervolgens wie daarvoor in aanmerking zouden kunnen komen en wat zij mogelijkerwijs nog moeten leren.
Het is inmiddels een volwassen systeem, met een hoop elementen die we nog moeten optimaliseren. In het verleden, ook onder mijn leiding, dachten we nog weleens dat de ontwikkeling klaar was als je eenmaal tot de Topmanagementgroep was toegetreden. Maar daar is natuurlijk geen sprake van! Nee, je zult ook SG’s, DG’s en IG’s door moeten laten leren. Dat hebben we de afgelopen twee jaar toegevoegd aan het pakket en binnenkort komt er nieuw aanbod. Het klinkt heel simpel, maar je moet eens weten wat voor moeite het kost om de betrokkenen ervan te overtuigen dat het ook voor hen geldt.’

Politieke kleur
‘De uitspraak dat je lid moet zijn van een politieke partij om topambtenaar te worden, zoals laatst gedaan door Joris Luyendijk, herken ik totaal niet. De discussie ken ik wel en ik weet ook dat, als het kabinet wisselt, er vanuit de politiek belangstelling is om te kijken of bepaalde benoemingen beïnvloed kunnen worden. Daarom is het zo belangrijk kwaliteiten te definiëren en daar de beste persoon bij te zoeken. Als iemand een politieke achtergrond heeft en volledig gekwalificeerd is, dan is daar niets mis mee. Het is onze taak om ervoor te zorgen dat zo’n benoeming geobjectiveerd wordt. Dat is niet makkelijk, dat geef ik toe.
Luyendijk onderbouwt zijn stelling dat een partijlidmaatschap noodzakelijk is om tot de top van de rijksdienst door te dringen met het argument dat er bij de rijksdienst relatief gezien veel mensen lid zijn van een politieke partij. Ja, dank je de koekoek. De mensen die hier werken zijn nu eenmaal meer dan gemiddeld verbonden met de publieke zaak en met het politieke proces. We vragen nooit naar de politieke achtergrond van een ambtenaar en we proberen te voorkomen dat bewindspersonen dat als factor meenemen. Een van de hoofdcriteria die wij hebben, is dat degene die benoemd wordt, moet voldoen aan de eisen die we stellen aan de functie. Dat is het belangrijkste.’

Diversiteit
‘In de vorige kabinetsperiode is er veel aandacht geweest voor het benoemen van vrouwen in de top van de rijksdienst. Daar kun je Guusje ter Horst gerust de credits voor geven. Toen ik in 2000 bij de ABD kwam, zaten we op 7 procent vrouwen en inmiddels is dat bijna 26 procent. Ik ben optimistisch over de toekomst. Ik weet wat er in de pijplijn zit. In het Kandidatenprogramma en op functies daaronder is de helft vrouw. Zij zullen, met enige vertraging door de krimp die ons te wachten staat, doorgroeien.
Het klopt dat het huidige kabinet het voorkeursbeleid geschrapt heeft. We hebben met alle bewindspersonen die het aangaat gesproken. Zij willen zich niet aan quota committeren en geen overdreven voorkeursbeleid voeren. Maar het kabinet-Rutte is het volstrekt eens met het feit dat we voor complementaire teams moeten zorgen, dat we verschil moeten toestaan. Dat is nog steeds een sterke opgave, waar wij nog wel een aantal slagen te maken hebben. Zeker als je kijkt naar mensen met een biculturele achtergrond. Want die cijfers zijn helemaal niet goed. Aan de top niet, maar ook daaronder niet. Dat is zorgelijk. We hebben onderzoek gedaan en het blijkt lastig om deze groep vast te houden, vooral omdat ze zich niet thuis voelen. Het heeft onze continue aandacht. We moeten ons wel realiseren dat het ambtelijk apparaat nooit volledig representatief zal worden. Je kunt niet met tokkies en hoogleraren in dezelfde organisatie werken.’

Een nieuw type leider…
‘De overheid krimpt de komende tijd en dat is maar goed ook. Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat onze omgeving groeit. Het aantal relaties neemt toe. De mensen die op topposities terechtkomen, moeten in staat zijn hun omgeving beter te ontsluiten. Dat doe je doordat je geïnteresseerd bent, nieuwsgierig en dat vanuit je vakgebied kunt duiden. Als je in je eigen team al niet in staat bent signalen vorm te geven en te duiden, dan kost het erg veel moeite de signalen uit de maatschappij te duiden. Niet alle leden van de huidige Topmanagementgroep beschikken over de kwaliteiten waarover de leider van morgen mijns inziens moet beschikken. We zullen hen moeten bijscholen.’

… en een andere overheidsstructuur
‘Ik vraag me af of de huidige structuur van de overheid wel goed is. Waarom is het zo dat alle SG’s en DG’s in dezelfde schaal zitten, terwijl de een 30.000 ambtenaren aanstuurt en de ander een hoogwaardig team van 60 ambtenaren? Ik zeg niet dat het een zwaarder is dan het ander, maar het is wel andersoortig werk. We hebben de top van de rijksdienst zo georganiseerd dat het op alle departementen nagenoeg hetzelfde is. Misschien moeten we alle managementlagen wel opnieuw definiëren? Welke rollen spelen ze en zijn ze in voldoende mate gedifferentieerd? Er kan zeker een aantal lagen uit en ook het aantal ambtenaren per laag kan minder. Maar goed, dat is niet aan mij, maar aan de politiek. Daar zal het initiatief vandaan komen. De aandacht die de huidige bewindslieden geven aan de kwaliteit van de ambtelijke top is goed. Onze huidige premier heeft hier gevoel voor. Het feit dat hij directeur HR bij Unilever is geweest kan daarvoor een verklaring zijn.’

Tot slot
‘Graag zou ik nog één punt willen maken, als het mag. Als je kijkt naar de aandacht en begeleiding die managers krijgen bij de overheid, maar ook in het bedrijfsleven, dan is het voor mij een raadsel waarom we dit principe niet van toepassing verklaren op politici. Bewindslieden, parlementariërs en andere bestuurders hebben een gigantisch zware baan. Ik weet dat ik daar geen oordeel over hoor te hebben, maar als je onderkent wat wij bij Bureau ABD doen, dan weet je wat er nodig is om leidinggevenden volledig tot hun recht te laten komen. Er is in de politiek veel te weinig aandacht voor ondersteuning van leidinggevende capaciteiten. Ik zeg niet dat het minder goede leiders zijn, maar als je aan de top van zo’n departement zit, moet je het wel helemaal alleen doen. Het is geen verwijt, maar ik vind dat politici, net als topambtenaren, ondersteuning moeten krijgen. Het is gek dat we bij Bureau ABD al vijftien jaar op een bepaalde manier werken aan leiderschap en loopbaanontwikkeling in de rijksdienst en dat men een ander deel van het openbaar bestuur laat zwemmen.’

Verschenen in PM en op PM.nl, 4 maart 2011

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s