De zomervakantie is nu echt begonnen. De Kamer kwam vorige week nog even terug van reces wegens een debat over het Europese noodfonds, maar de meeste parlementariërs zijn inmiddels vrij. Vrijdag kwam de ministerraad voor de laatste keer bijeen en joeg er nog even een voorstel doorheen om het aantal Eerste en Tweede Kamerleden te verminderen.
Dit is twee jaar geleden vastgelegd in het regeerakkoord en een punt waar vooral de VVD zich hard voor maakt. Onder het motto ‘de trap van bovenaf schoonvegen’, een inmiddels gevleugelde uitspraak van premier Rutte, wil het kabinet het aantal Tweede Kamerleden terugbrengen naar honderd en het aantal senatoren tot vijftig maximeren. Dat de Raad van State, november vorig jaar al, negatief adviseerde over deze maatregel, die volgens Rutte past in het streven naar een compacte en slagvaardige overheid, weerhield het kabinet er niet van het voorstel naar de Kamer te sturen.
Een knap staaltje symboolpolitiek als je het mij vraagt. Hiervoor is immers een grondwetswijziging nodig, wat betekent dat het parlement het voorstel twee keer moet behandelen, met tussentijdse verkiezingen. Bovendien moet bij de tweede lezing in beide Kamers een twee derde meerderheid zijn. Stel dat de Tweede Kamer het voorstel tijdens de komende periode in behandeling neemt, dan moeten er eerst verkiezingen plaatsvinden en vervolgens wordt het nog een keer geagendeerd.
Als de volgende twee kabinetten de rit uitzitten – kleine kans in dit politieke klimaat, maar toch – dan zitten we al ruimschoots in de twenties eer het aantal parlementsleden is teruggebracht tot het aantal dat het kabinet-Rutte anno 2010 beoogde. Wie dan leeft, wie dan zorgt, moeten de CDA-bewindslieden hebben gedacht, toen Rutte er vrijdag op stond het voorstel naar de Kamer te zenden. Een symbolische daad. Niets meer en niets minder.
Verschenen in SC, 5 juli 2012