Op 22 mei 2014 vinden de verkiezingen voor het Europees Parlement plaats. Als het aan delegatieleider Wim van de Camp van het CDA ligt, is hij weer verkiesbaar. Hij roept zijn collega-parlementariërs op een evenwichtiger verdeling van de commissielidmaatschappen na te streven.
Het Europees Parlement telt 22 vakcommissies waar voorstellen voor Europese richtlijnen en verordeningen van de Commissie en de Raad worden behandeld alvorens ze op de agenda van de plenaire vergadering terechtkomen. Sinds het Verdrag van Lissabon heeft het EP meer zeggenschap. Op een aantal terreinen, zoals landbouw, structuurfondsen, handelsbeleid en deels voor justitie, migratie en politiezaken, heeft het medebeslissingsbevoegdheden. Dat wil zeggen dat het EP op deze dossiers net zoveel te zeggen heeft als de Raad van Ministers en voorstellen kan blokkeren. CDA’er Wim van de Camp kwam in juni 2009 naar Brussel, net voordat het Verdrag van Lissabon, eind dat jaar, in werking trad.
U zit nu bijna vier jaar in het Europarlement en zat voordien meer dan twintig jaar voor het CDA in de Tweede Kamer. Mist u Den Haag?
‘Nee, geenszins! Ik woon nog in Den Haag en overnacht van maandag tot en met woensdag in Brussel. Maar ook de Haagse politiek mis ik niet. We zitten hier met 502 miljoen mensen, 23 talen en een enorme eurocrisis. Dat houdt het wel erg interessant.’
Wat is het grootste verschil tussen Brussel en Den Haag?
‘Het tempo ligt hier in Brussel een stuk lager. Dat komt doordat de besluitvormingsprocedures vele malen omvangrijker zijn en het feit dat het gezelschap zo divers is. Vanuit Brussel bezien is de Tweede Kamer buitengewoon uniform samengesteld. Er zitten wel mensen in als Wilders en Roemer, die af en toe de kachel aanmaken, maar vergeleken met het EP is dat maar heel beperkt.’
Volgens Van de Camp zijn de Nederlandse Europarlementariërs nogal onevenwichtig verdeeld over de 22 parlementaire commissies (zie kader). Na de verkiezingen in 2014 wil hij hierover met zijn 25 collega’s in gesprek om ervoor te zorgen dat dit wat beter geregeld wordt. Van de Camp: ‘We moeten dan onze persoonlijke, politieke en Nederlandse wensen bij elkaar leggen.’ Als voorbeeld geeft hij de commissie Burgerlijke Vrijheden, Justitie en Binnenlandse Zaken (LIBE in EU-jargon) waar maar liefst zes Nederlanders, onder wie hijzelf, deel van uitmaken, terwijl niemand zitting heeft in de commissie Internationale Handel.
Had u niet het goede voorbeeld moeten geven en in een andere commissie moeten gaan zitten?
‘Toen ik hier kwam, had ik vooral veel kennis en ervaring op het terrein van justitie. Bovendien merkten we dat de andere Nederlandse delegaties ook parlementariërs afvaardigden naar deze commissie, dus wilden we daar toch bij zijn. Het had ook te maken met het asielvraagstuk dat zoveel Nederlanders lid wilden zijn van LIBE.’
Maar nu zit er dus niemand in de commissie Internationale Handel?
‘Dat klopt en dat is ook een van de redenen om mijn gedachte voor een betere verdeling over de commissies te ontwikkelen. We krijgen vaak klachten van partijen als VNO-NCW dat we wel met zijn allen in LIBE zitten en niet in de commissie Internationale Handel. Het is natuurlijk ook heel gek dat een land als Nederland geen Europarlementariër in deze commissie heeft zitten. Vooral ook omdat het in deze commissie voornamelijk over de handel buiten de EU gaat. Je kunt het hier wel allemaal goed op orde hebben, maar met zo’n grote economie als Nederland heeft moet je ook letten op wat de EU doet.’
Hoe gaat u straks uw collega’s zover krijgen dat ze zich wat evenwichtiger over de commissies gaan verdelen?
‘Ik kan me zo voorstellen dat we straks in LIBE iemand hebben zitten die links van het midden zit en iemand ter rechterzijde. Maar de criteria moeten we nog ontwikkelen. Het kan best zijn dat het een hartstikke idealistisch plan is, waar helemaal niets van terecht komt.’
Het kan weleens een enorm politiek spel worden.
‘Als ik zie hoe mijn collega’s Toine Manders [VVD, red], Dennis de Jong [SP, red] en ik optreden in IMCO [commissie Interne Markt en Consumentenbescherming, red], dan durf ik een aantal zaken wel aan collega’s over te laten. Ik heb er al met Hans van Baalen [VVD, red] en Dennis de Jong over gesproken en die zijn er zeer voor om te onderzoeken hoe we tot een evenwichtiger verdeling kunnen komen. Ik moet het binnen het CDA natuurlijk nog wel aankaarten.’
De commissie Constitutionele Zaken, waar ook geen enkele Nederlander deel van uitmaakt, gaat een rapport opstellen over de locatie van de zetels van de EU-instellingen, inclusief het EP. Daar gaat het parlement toch helemaal niet over?
‘Dat is een verkeerde opvatting, vind ik. De institutionele kwestie is een intergouvernementele aangelegenheid, maar het is toch wel een van je grondrechten om te bepalen waar je zelf gehuisvest bent. Tot mijn grote vreugde las ik dat de commissie nu eerst een principe-uitspraak wil doen over de keuze voor een single seat, zonder daarbij namen te noemen. Als je kijkt naar het klassieke verhaal waarom het EP een zetel in Straatsburg heeft, dan begrijp ik wel dat ze daaraan vasthouden. Tegelijkertijd is het nogal omslachtig om eens per maand het honk hier te verlaten. Daarbij komt dat er steeds meer Europese toppen in Brussel plaatsvinden, terwijl wij in Straatsburg zitten. Dat is een hele rare ontwikkeling. Voor de democratische legitimiteit van de Unie vind ik dat de toppen moeten plaatsvinden, daar waar het EP is.’
De kans dat het EP over tien jaar alleen in Brussel zetelt is klein, toch?
‘Ja, maar als je zo denkt, dan moet je niet de politiek in gaan.’
+++++++++++
Vakcommissies
Het Europees Parlement kent 22 vakcommissies die verschillend van omvang zijn. De grootste is de commissie Buitenlandse Zaken met 76 leden, de kleinste commissie is die van Constitutionele Zaken met 24 leden. In de commissie Milieubeheer, Volksgezondheid en Voedselveiligheid heeft het grootste aantal Nederlandse leden, namelijk zeven. In vier commissies zit geen enkele Nederlander: Internationale Handel, Visserij, Juridische Zaken en Constitutionele Zaken.
Verschenen in SC, 2 april 2013