Drie heren zijn dit jaar genomineerd voor de titel Overheidsmanager van het Jaar. Een Haagse topambtenaar, een jonge gemeentesecretaris en de baas van de Amsterdamse Jeugdzorg binden met elkaar de strijd aan. Wie zijn ze en waarom moet een van hun op 4 november tot winnaar worden uitgeroepen?
Bescheiden als topambtenaren zijn, antwoorden twee van de drie kandidaten ’33,3 procent’ op de vraag hoeveel kans ze hebben om op 4 november tot Overheidsmanager van het Jaar 2013 gekroond te worden. Een klein beetje competitiedrang hebben ze wel. Zoals Erik Gerritsen (51), bestuursvoorzitter van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, zegt over zijn tegenkandidaat, én goede vriend, Leon van Halder (58) van het ministerie van VWS: ‘Ik wens Leon alles toe, behalve deze prijs.’ Kandidaat nummer drie is de jongste van het stel. Maarten Schurink bekleedt, 38 lentes jong, alweer drie jaar het ambt van gemeentesecretaris van Utrecht, de vierde stad van Nederland. Schurink vindt het dan ook ‘enorm eervol’ dat hij naast Gerritsen en Van Halder is genomineerd. ‘Zij komen beiden ook in aanmerking voor een oeuvreprijs,’ aldus de gemeentesecretaris. ‘Dat is bij mij natuurlijk niet het geval.’
Erik Gerritsen – genomineerd door zijn collega’s onder aanvoering van directeur Claire Vlug – geeft volgens de jury ‘glans aan het beduimelde imago van de jeugdzorg’. Sinds 2009 is hij bestuursvoorzitter van het Amsterdamse Bureau Jeugdzorg. ‘Ik ben blij dat dit herkend wordt,’ aldus Gerritsen, die eerder gemeentesecretaris in de hoofdstad was en is gepromoveerd op het proefschrift De slimme gemeente nader beschouwd: hoe de lokale overheid kan bijdragen aan het oplossen van ongetemde problemen. ‘Het is een van mijn doelen om met zelfvertrouwen te laten zien hoe het er in mijn sector aan toe gaat, waar onze gezinsmanagers voor staan.’ Wat Gerritsen elke dag opnieuw probeert te doen – volgens de jury met een ‘tomeloze gedrevenheid’ – is het ontketenen van de kracht van de frontlijnmedewerkers. ‘Ook al kom je soms in systemen terecht en is de bureaucratie ondoordringbaar, zorg ervoor dat je verschil weet te maken,’ zo houdt hij zijn medewerkers iedere dag voor. ‘Ik ben niet iemand die ruimte geeft en ervan uitgaat dat het wel goed komt. Nee, het vergt ook aansturing. Je moet er als manager aan trekken om bottom up actie te ontketenen.’ De gezinsmanagers van de jeugdzorg zijn passanten, vervolgt Gerritsen. ‘Als ze eruit stappen, dan moet het gezin op eigen kracht verder. Eigenlijk is dat bij bestuurders net zo, ik pas dezelfde techniek toe. Als ik hier ooit vertrek, moet de organisatie verder.’
Marleen Barth, directeur van GGZ Nederland, heeft Leon van Halder voorgedragen voor de titel Overheidsmanager van het Jaar. Van Halder, tot 1 november directeur-generaal Curatieve Zorg op het ministerie van VWS, ziet de nominatie als blijk van waardering voor zijn inzet van de afgelopen maanden. Hij heeft dit jaar, onder andere met Barth, ‘stevige onderhandelingen’ gevoerd over de zorg, wat vlak voor de zomer in een aantal akkoorden resulteerde. Van Halder – door de jury geroemd om zijn ‘inhoudelijke bevlogenheid’ – is altijd zeer nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van beleid. Ooit begonnen in de gemeente Houten kwam hij via de VNG bij het ministerie van OCW terecht. Op BZK was hij directeur Financiën, waarna hij samen met minister Roger van Boxtel (D66) het grotestedenbeleid opzette. Als directeur-generaal Openbaar Bestuur maakte hij een grote reorganisatie mee waardoor hij ook verantwoordelijk werd voor het dossier koninkrijksrelaties. Hij was onder meer betrokken bij het grote akkoord over de status aparte van de Antilliaanse eilanden. Op 1 november legt Van Halder zijn functie als DG Curatieve Zorg neer om secretaris-generaal van VWS te worden. Dan zal hij, als baas van het departement, de inhoud toch wat los moeten laten. ‘Nee hoor,’ reageert Van Halder. ‘Ik blijf een inhoudelijke man!’ Hij legt uit dat hij het dossier van de financierbaarheid en de houdbaarheid van de zorg meeneemt naar zijn nieuwe functie. ‘En ik ga als SG ook leiding geven aan de discussie over de toekomst van de zorg, over de stappen die we de komende jaren zullen moeten nemen.’ Van Halder herkent zich wel in de typering van de jury dat hij een teamspeler is. ‘Er is niets leuker dan met een team uitgedaagd te worden complexe vraagstukken op te lossen,’ zegt hij. ‘Voor de zomer hebben we in diverse teams gewerkt aan de verschillende zorgakkoorden. Een aantal weken achter elkaar werkten we elke avond en ieder weekend door. Dat gaf echt een kick. Het is mooi om te zien hoe betrokken alle medewerkers zijn.’
Ook Maarten Schurink is vol lof over de Utrechtse ambtenaren aan wie hij als gemeentesecretaris leiding geeft. Hij vindt zijn nominatie voor de titel – die hij te danken heeft aan burgemeester Aleid Wolfsen en VGS-voorzitter Marcel Meijs – ‘een enorme erkenning voor al die mensen die snoeihard werken aan vernieuwing in Utrecht’. Schurink wordt door de jury gezien als ‘vertegenwoordiger van de nieuwe trend van effectief werken’. Wat dat precies betekent, weet hij niet. ‘Ik vind in elk geval dat je niet teveel moet kijken en praten, maar daadwerkelijk vernieuwing durven doorvoeren,’ legt Schurink uit. ‘Daar moet je dapper voor zijn en ik probeer mensen zowel ruimte als veiligheid te bieden om dit te kunnen doen.’ In Utrecht heeft hij het adagium geïntroduceerd dat de organisatie meer open, scherp, wendbaar en betrouwbaar moet zijn. ‘Dat zijn containerbegrippen, maar ze geven wel richting aan. Mensen pakken dit op en vragen zich af wat het voor henzelf betekent,’ aldus Schurink.
Wie er dit jaar met de titel van doorgaat, weten we op 4 november. ‘Als je eenmaal bij de laatste drie zit, heb je evenveel kans,’ relativeert Gerritsen. ‘Wil de jury een jong aanstormend talent, een door de wol geverfde Haagse ambtenaar die bij ministers gewild is als topadviseur of iemand die verschillende dingen heeft gedaan én ook nog eens gepromoveerd is?’
Verschenen in PM, 29 oktober 2013