Helma Neppérus van de VVD liet midden in het herfstreces een proefballonnetje op. Ze vindt dat er steun moet zijn van minstens vijftig Kamerleden om een debat met spoed te behandelen. Nu zijn hiervoor dertig leden nodig. Volgens Neppérus verliest de Kamer slagkracht door het grote aantal spoeddebatten dat wordt aangevraagd. De debatten zouden door de bewindslieden niet meer serieus worden genomen.
In de loop der jaren is al vaker voor meer terughoudendheid gepleit. In 2008 stelde toenmalig Kamerlid Jan Schinkelshoek van het CDA voor dat een meerderheid van de Kamer, na het aanvragen van een spoeddebat, zich in elk geval zou moeten uitspreken of het debat ook echt spoed heeft. Twee jaar later hield VVD’er Charlie Aptroot – in zijn poging het Kamervoorzitterschap te bemachtigen – een pleidooi voor het optrekken van de grens van dertig leden of een ander criterium te hanteren, steun van minstens drie partijen bijvoorbeeld.
Ondanks het feit dat zelfs de Kamer zelf vier jaar geleden het selectief hanteren van spoeddebatten als een van de verbeterpunten noemde na het uitvoeren van de zogeheten parlementaire zelfreflectie, valt er anno 2013 niet voldoende steun voor Neppérus ideetje te verwachten.
Om geen afbreuk te doen aan het instrument én de wachtlijst van 29 debatten op te lossen, is het voorstel van SP’er Ronald van Raak dan ook een beter idee. Laat dertigledendebatten niet in de plenaire zaal plaatsvinden, maar in een andere, kleinere zaal. Vanuit alle zalen kan tegenwoordig live gestreamd worden, dus dat is voor Kamerleden geen argument meer om tegen te zijn.
Verschenen in SC, 31 oktober 2013