Geld en expertise vormen de grootste knelpunten bij het overhevelen van taken op het gebied van zorg, jeugdzorg en werk naar gemeenten. Dat blijkt uit een enquête van PM Public Mission naar het vertrouwen van ambtenaren in de drie decentralisaties. De resterende tijd om zich voor te bereiden wordt als een minder groot probleem gezien.
Gemeenteambtenaren hebben er meer vertrouwen in dat hun gemeente op 1 januari 2015 klaar is voor de uitvoering van de nieuwe taken in het sociaal domein dan ambtenaren werkzaam bij het Rijk en provincies, zo blijkt uit het de resultaten van het onderzoek. ‘What’s new?,’ reageert Erik Gerritsen van het Amsterdamse Bureau Jeugdzorg. ‘Dit betreft de aloude beeldvorming over en weer. Den Haag en de provincies vinden dat gemeenten het niet kunnen, terwijl ze zelf niet veel beter zijn.’
Van de ambtenaren die bij het Rijk of een van de provincies werken, heeft maar liefst 73 procent er geen of weinig vertrouwen in dat de taken op het gebied van zorg vanaf volgend jaar adequaat door gemeenten uitgevoerd kunnen worden. Onder gemeenteambtenaren is 41 procent die mening toegedaan. Als het gaat om de jeugdzorg dan geldt dit voor 71 procent van de rijks- en provincieambtenaren, tegenover een kleine meerderheid van de gemeenteambtenaren (53 procent).
Weinig vertrouwen in de gemeenteraad
Met de verkiezingen achter de rug zijn de nieuwe gemeenteraden van start gegaan. Volgend jaar moeten zij de uitvoering van de taken in het sociaal domein gaan controleren. Ambtenaren hebben er maar weinig vertrouwen in dat zij hiervoor voldoende zijn toegerust. Maar liefst 80 procent van de rijks- en provincieambtenaren is deze mening toegedaan en ook 68 procent van de gemeenteambtenaren heeft weinig vertrouwen in de gemeenteraadsleden.
‘De nieuwe lichting raadsleden zal met een stoomcursus klaargemaakt moeten worden om de omvang en impact van de nieuwe taken te kunnen doorgronden,’ aldus een van de respondenten. Een ambtenaar die werkzaam is in een van de vier grote steden heeft er weinig fiducie in dat zijn gemeenteraad dit aankan en vindt het een ‘zorgelijk’ punt. ‘Hoe groot wordt het drama wel niet in kleinere gemeenten?’ vraagt hij zich af. Een derde meent dat raadsleden over het algemeen ‘te weinig specifieke kennis hebben over deze bijzondere beleidsterreinen’. En nummer vier, een Wmo-consulent bij een middelgrote gemeente, geeft aan dat nog geen enkel raadslid bij hem heeft aangeklopt om kennis te komen halen. ‘Je zou zeggen dat raadsleden de korte routes kennen naar mensen die ervaring hebben op deze beleidsterreinen,’ aldus de ambtenaar. ‘Deze materie is echter zo complex, dat je dit niet zomaar in een rapportje kunt lezen.’
—
Dit artikel maakt deel uit van het themanummer over de decentralisaties.
Het overhevelen van de taken op het gebied van werk wordt van de drie decentralisaties met het meeste vertrouwen tegemoet gezien. Een kwart van de rijks- en provincieambtenaren heeft er vertrouwen in dat gemeenten hier op 1 januari klaar voor zijn en 47 procent spreekt zijn twijfels uit. Maar liefst 41 procent van de gemeenteambtenaren is positief gestemd tegenover 28 procent die aangeeft er geen vertrouwen in te hebben.
PM Public Mission peilde in maart de mening van ambtenaren over de decentralisaties via een online enquête. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen ambtenaren die werkzaam zijn bij het Rijk en de provincie enerzijds (de bestuurslagen die taken afstoten) en gemeenteambtenaren anderzijds (waar de taken naar toe gedecentraliseerd worden). In totaal vulden bijna 270 ambtenaren de enquête in.
Knelpunten
Over de knelpunten die worden gesignaleerd, zijn de ambtenaren redelijk eensgezind. De haalbaarheid van de bezuinigingen en daaruit voortvloeiend het beschikbare budget scoren op alle drie de beleidsterreinen hoog. Volgens een van de rijksambtenaren worden gemeenten opgezadeld met een ‘duivels dilemma’ door de koppeling van de decentralisaties aan een bezuiniging.
Rijks- en provincieambtenaren vinden daarnaast dat gemeenten te weinig expertise in huis hebben. Zo’n 70 procent van de respondenten kruist dit knelpunt aan voor zowel de zorg als de jeugdzorg. ‘Het kennis niveau van gemeenteambtenaren is nog te laag,’ zegt een van hen. ‘Er liggen voldoende algemene visies, maar de besluitvorming om zaken concreet te regelen moet nog van start gaan.’ Bij gemeenteambtenaren scoort de onduidelijkheid over de straks uit te voeren taken op het terrein van de zorg hoog (iets meer dan de helft van hen noemt dit een knelpunt).
De tijd die rest om zich op de nieuwe taken voor te bereiden wordt beduidend minder vaak genoemd als mogelijk knelpunt. Dat betekent niet dat dit helemaal geen rol speelt, maar het percentage ambtenaren dat aangeeft hierbij problemen te verwachten, is lager dan als het gaat om geld en expertise. Het is op zijn minst opmerkelijk dat ambtenaren de tijd die er is om de transities voor te bereiden niet als grootste probleem zien, aangezien verschillende politieke partijen, bijvoorbeeld het CDA, in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen een speerpunt maakten van uitstel van de hele decentralisatieoperatie. Ook Job Cohen, voorzitter van Cedris, de brancheorganisatie voor de sociale werkvoorziening, vindt de resterende tijd ‘ontzettend krap’.
Samenwerking
Tweederde van de gemeenteambtenaren geeft aan dat de gemeente waar ze werkzaam zijn in het kader van de decentralisaties reeds nieuwe samenwerkingsverbanden met andere gemeenten is aangegaan. Op de vraag of die samenwerking soepel of stroef verloopt, antwoorden de ambtenaren terughoudend. Veruit de meeste respondenten vullen op een schaal van 1 (stroef) tot 5 (soepel) veilig het middelste vakje (3) in.
De samenwerking op het gebied van de zorg verloopt vooralsnog het moeizaamst, vinden de gemeenteambtenaren. Bij de jeugdzorg wordt het vaakst aangegeven dat het soepel verloopt. ‘Samenwerking vraagt herkennen en erkennen van elkaars belangen,’ antwoordt een van de respondenten. ‘Tot op heden moet elke gemeente haar eigen plasje doen over elk te nemen besluit. Mandaat en vertrouwen ontbreken.’ Een ander zegt dat het lastig is om zicht te krijgen op wat er uitgespookt wordt. ‘Omdat het nogal ingrijpend is, wordt er nogal weinig info naar buiten gebracht om zogenaamd onrust te voorkomen.’ Diana Monissen van De Friesland Zorgverzekeraar geeft aan dat dit voor haar regio niet opgaat. ‘De Friesland werkt heel nauw samen met gemeenten, de provincie en de huisartsenkring. Dat gaat uitstekend.’
Op het terrein van de jeugdzorg zijn gemeenten volgens de respondenten het verst gevorderd als het gaat om het sluiten van contracten met externe partijen. 60 procent van de gemeenteambtenaren geeft aan dat zijn gemeente voor de jeugdzorg al gesprekken voert, tegenover 56 procent in de zorg en 37 procent op het terrein van werk.
Op het gebied van de zorg wordt het meeste gebruik gemaakt van externe adviseurs, zo blijkt uit de enquête. 45 procent van de gemeenteambtenaren antwoordt bevestigend op de vraag of de eigen gemeente op dit beleidsterrein gebruik maakt van expertise van buiten. Voor de jeugdzorg komt dit op 44 procent en op het gebied van werk komt dit het minst voor: 31 procent antwoordt bevestigend. Heel erg positief staan de ambtenaren overigens niet tegenover deze externe adviseurs, als we de toelichtingen mogen geloven. ‘Pure belastingverspilling,’ vindt een van de respondenten. En een ander zegt dat een van de externe adviseurs in zijn gemeente de deur uit is gezet. ‘Het was een drama!’
+++++++++++++++++++++++++
Weinig vertrouwen in de gemeenteraad
Met de verkiezingen achter de rug zijn de nieuwe gemeenteraden van start gegaan. Volgend jaar moeten zij de uitvoering van de taken in het sociaal domein gaan controleren. Ambtenaren hebben er maar weinig vertrouwen in dat zij hiervoor voldoende zijn toegerust. Maar liefst 80 procent van de rijks- en provincieambtenaren is deze mening toegedaan en ook 68 procent van de gemeenteambtenaren heeft weinig vertrouwen in de gemeenteraadsleden.
‘De nieuwe lichting raadsleden zal met een stoomcursus klaargemaakt moeten worden om de omvang en impact van de nieuwe taken te kunnen doorgronden,’ aldus een van de respondenten. Een ambtenaar die werkzaam is in een van de vier grote steden heeft er weinig fiducie in dat zijn gemeenteraad dit aankan en vindt het een ‘zorgelijk’ punt. ‘Hoe groot wordt het drama wel niet in kleinere gemeenten?’ vraagt hij zich af. Een derde meent dat raadsleden over het algemeen ‘te weinig specifieke kennis hebben over deze bijzondere beleidsterreinen’. En nummer vier, een Wmo-consulent bij een middelgrote gemeente, geeft aan dat nog geen enkel raadslid bij hem heeft aangeklopt om kennis te komen halen. ‘Je zou zeggen dat raadsleden de korte routes kennen naar mensen die ervaring hebben op deze beleidsterreinen,’ aldus de ambtenaar. ‘Deze materie is echter zo complex, dat je dit niet zomaar in een rapportje kunt lezen.’
Dit artikel is verschenen in PM, 3 april 2014