Deze maand zit Heleen Dupuis precies vijftien jaar in de Eerste Kamer voor de VVD. Daarmee is ze, na SGP’er Holdijk, de langst zittende senator. Over twee weken begint het zomerreces en er moeten nog heel wat wetten behandeld worden.
Begin april maande minister Opstelten van Veiligheid en Justitie beide Kamers nog tot haast met een groot aantal wetsvoorstellen. Onder meer de wetten die de drie grote decentralisaties regelen (zorg, jeugd en werk) zouden voor de zomer behandeld moeten zijn, aangezien gemeenten vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk worden voor deze taken. VVD-politica Heleen Dupuis, een van de langstzittende senatoren en vicevoorzitter van de commissie VWS, laat zich niet gek maken.
Voelde u zich opgejaagd door de boodschap die minister Opstelten in april naar de Eerste en Tweede Kamer stuurde?
‘Nee, nee, zeker niet. Wij hebben hier met elkaar een aantal regels afgesproken en een daarvan is dat we een minimumaantal weken nodig hebben om een wet te behandelen. Soms fietsen we er weleens een klein wetje tussendoor, maar voor de grote wetten die met de decentralisaties hebben te maken, nemen we de tijd.’
Is de werkdruk hierdoor niet extra hoog?
‘Nee, we hebben een aantal andere wetten bewust voor ons uitgeschoven, dus het is net zo druk als andere jaren zo vlak voor de zomer.’
Het gaat onder meer om de Wet langdurige zorg en de Wmo 2015. De Wlz ligt nog bij de Tweede Kamer, dat gaat de senaat niet meer halen.
‘Nee, en dat geldt ook voor de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg en de Wet zorg en dwang. Daar komen we voor de zomer niet aan toe.’
Op 1 januari 2015 worden gemeenten wel voor al deze zaken verantwoordelijk. Hoe moet dat straks?
‘Het departement heeft een noodscenario klaarliggen, zo zal de AWBZ nog even van kracht blijven bijvoorbeeld.’
U bent in de senaat vicevoorzitter van de commissie VWS en in het dagelijks leven bekleedt u een aantal functies binnen de gezondheidszorg. Kan dat eigenlijk wel?
‘Ik heb buiten de senaat vier functies in de gezondheidszorg. Dat is juist nodig, omdat je als lid van de Eerste Kamer geen ondersteuning hebt en je dus wel op je eigen expertisegebied moet werken. Ik heb een aantal dubbele petten op, bijvoorbeeld in de langdurige zorg en de cure. Als ik het woord niet kan voeren op deze terreinen, dan kan ik net zo goed uit de Kamer gaan. We hebben dit natuurlijk uitgebreid besproken in de fractie en iedereen is hiervan op de hoogte. Ik spreek ook nooit namens mezelf, maar namens de fractie en die is mondig genoeg om kritiek te leveren als dat nodig is. Omdat de Wet langdurige zorg wel heel erg nauw raakt aan mijn voorzitterschap van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland voer ik dat debat niet zelf, maar van de Wmo 2015 kan ik van alles vinden, zonder dat er belangenverstrengeling optreedt.’
De Eerste Kamer is volop bezig met de Wmo 2015 en het plenaire debat staat voorlopig geagendeerd voor de laatste twee vergaderdagen van de senaat.
‘Dat klopt en het gaat ons ook wel lukken dit wetsvoorstel voor het reces af te ronden. De minister heeft enorm uitgebreid en goed antwoord gegeven op onze schriftelijke vragen. Dit is nu zo’n voorbeeld van een wet die grote impact zal hebben en waar nog wel enkele correcties nodig zijn, maar wat in essentie niet een vreselijk slechte wet is.’
De Tweede Kamer heeft deze wet op maar liefst 34 punten geamendeerd. Heeft dat consequenties voor de Eerste Kamer?
‘Het zijn inderdaad enorm veel amendementen, maar met een aantal ben ik wel blij en dat is lang niet altijd het geval. Sommige veranderingen die de Tweede Kamer in deze wet heeft aangebracht, masseren wel wat ongenoegen weg. In grote lijnen heeft de Kamer goed opgelet. Ze hebben de kern goed begrepen.’
Impliceert u hiermee dat dat niet altijd het geval is?
‘Het gebeurt nogal eens dat de Tweede Kamer er een zooitje van maakt. Dan moeten wij puinruimen.’
Geeft u eens een voorbeeld?
‘De Wet cliëntenrechten zorg vond ik een draak van een wet. Ik niet alleen, maar het hele veld was die mening toegedaan. Na behandeling in de Tweede Kamer werd hij opgeknipt in vijf delen, toen hadden we vijf draken van wetten.’
U zit deze maand precies vijftien jaar in de Eerste Kamer. Komen dit soort zaken tegenwoordig vaker voor dan voorheen of is dit iets van alle tijden?
‘Dit komt vaker voor dan toen ik net begon. Het is allemaal veel heftiger geworden, waardoor er tegenwoordig veel meer expertise wordt geëist van de leden van de Eerste Kamer. Godzijdank hebben we die, anders zou het onmogelijk worden.’
Kunt u hiervoor een oorzaak aanwijzen?
‘Deels zijn de wetten slechter van kwaliteit geworden. Als de Tweede Kamer dan niet goed oplet, zijn wij des te meer aan zet. Dat drukt zwaar op ons, we worden toch geacht goed werk te leveren. Maar de randvoorwaarden maken het de Eerste Kamer soms echt onmogelijk. Neem het huwelijksgoederenrecht, dat was op zoveel punten geamendeerd dat de hele betekenis van de wet verviel. In de fractie zitten we heel vaak met de handen in het haar en concluderen we dat het eigenlijk niet kan wat er voorligt. Tegelijkertijd bevestigt het ook het nut van onze aanwezigheid.’
Niet iedereen is het daarmee eens, zo nu en dan steekt de discussie over nut en noodzaak van de Eerste Kamer de kop op. Vorig jaar pleitte uw partijgenoot Halbe Zijlstra nog voor afschaffing van de senaat.
‘Dat is modieus gedoe waarvan ik totaal niet onder de indruk ben. De mensen die dat zeggen, hebben geen idee wat we hier doen. Mag ik in herinnering roepen dat we de goedkoopste senaat ter wereld zijn? Voor 11 miljoen euro per jaar leveren we een hoop goede adviezen.’
Nog even terug naar de kwaliteit van wetgeving die volgens u steeds vaker onder de maat is. Hoe kunnen we tot betere wetgeving komen?
‘Dat begint bij het regeerakkoord, dat veel meer over de grote lijnen moet gaan in plaats van er allerlei details in op te nemen. De laatste keer zijn er op een achternamiddag zaken opgeschreven waar veel beter over nagedacht had moeten worden. De inkomensafhankelijke zorgpremie bijvoorbeeld, die vrijwel direct getorpedeerd werd. Die had er nooit in opgenomen mogen worden.’
Uw eigen partij was wel bij dit regeerakkoord betrokken.
‘Ja, en daarom moeten wij het er in de VVD ook over hebben. Niet alleen binnen onze partij trouwens, maar er moet een breed politiek debat gevoerd worden over de vorm van het regeerakkoord. Als je daarin te veel details opneemt, ontkracht je de Tweede Kamerfracties totaal. Die hebben er dan vervolgens niets meer over te zeggen.’
Verschenen in SC, 24 juni 2014