Haagse topambtenaren in de race om de titel Overheidsmanager van het Jaar

De strijd om de titel Overheidsmanager van het Jaar gaat dit keer tussen Thea Bogers, Maarten Hajer en Fred Voncken. Op 27 januari 2015 wordt duidelijk wie van deze drie Haagse ­topambtenaren er met de winst vandoor gaat. We stellen de ­kandidaten aan u voor.

Volgens juryvoorzitter Ank Bijleveld zijn de drie kandidaten ‘rolmodellen voor publiek leiderschap waarbij het element “verbinding” als een rode draad door hun werk loopt’. Bij Thea Bogers (55), directeur Dienst Geestelijke Verzorging bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) gaat het om het leggen van een verbinding tussen de overheid en alle levensbeschouwingen en gezindten; Maarten Hajer (52), directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving, verbindt wetenschap met beleid en Fred Voncken (64), programmadirecteur op het ministerie van OCW, brengt overheid en veld nader tot elkaar.

Thea Bogers is genomineerd door een aantal collega’s uit het managementteam van de Dienst Geestelijke Verzorging. ‘Wij zijn bij uitstek een dienst die alle religies en levensbeschouwingen aan elkaar verbindt,’ zegt Bogers. ‘Mooi dat ze met het thema van dit jaar aan mij hebben gedacht.’ De rode draad in haar carrière vormen mensen die in de knel zitten. ‘Of het nu gaat om mishandelde vrouwen, kinderen of gedetineerden, ik probeer ze te ondersteunen.’ Na een avondstudie rechten kwam Bogers terecht bij de rechterlijke macht. Al snel werd duidelijk dat dit het toch niet was. ‘Ik dacht mijn droombaan gevonden te hebben, maar vond dat ik te weinig tot mijn recht kwam,’ aldus Bogers. ‘Ik ben meer iemand die met anderen iets voor elkaar wil krijgen dan in mijn eentje juridische puzzels op te lossen en knopen door te hakken.’ Na een sabbatical van negen maanden – ‘dat kan ik iedereen aanraden!’ – ging ze aan de slag bij DJI. Bogers: ‘Daar was geen plek voor een leidinggevende, maar wel voor een senior beleidsadviseur. Dan moet ik maar in de breedte groeien, dacht ik, in plaats van via de hiërarchische lijn. Het was overigens een goede functie om het vak te leren, als jurist ben je immers nog geen beleidsadviseur. Al snel kwam het dossier geestelijke verzorging voorbij. Er was op dat moment alleen maar een los-vast verband met drie stromingen, katholieken, protestanten en humanisten. Dat moest een professionele eenheid worden, dus daar heb ik het besturings- en organisatiemodel voor gemaakt. Dat is uitgegroeid tot wat het nu is, alle wereldreligies en het humanisme zitten aan tafel.’

De dienst waar Bogers de scepter zwaait is uniek in de wereld, omdat alle religies gelijkwaardig samenwerken, de medewerkers ambtsdrager vanuit de zendende instantie zijn én aangesteld als ambtenaar. ‘De pastores, predikanten en humanistische , islamitische, boeddhistische, joodse en hindoe geestelijk verzorgers staan in hun eigen traditie, maar zijn ook ambtenaar,’ legt Bogers uit. ‘Dat vraagt nogal wat van de mensen die dit werk doen. Ze hebben allemaal twee petten op. Omdat de staat seculier is en niet religieus inhoudelijk mag sturen, is er per denominatie een hoofd dat dit toetst.’

Door de jury wordt Bogers een bevlogen en koersvaste manager genoemd en daar herkent ze zich deels wel in. ‘Bevlogen ja, maar koersvast? Ik heb een koers voor ogen, maar ik heb geleerd dat het nooit via een rechte lijn gaat. Je kunt afwijken, als je maar weet waar je uiteindelijk naar toe wilt.’

Maarten Hajer is door ‘mensen van het planbureau’ genomineerd. ‘Ik zie het maar als een compliment,’ zegt de wetenschapper bescheiden. Van huis uit is Hajer planoloog en politicoloog; in die laatste hoedanigheid is hij in Oxford gepromoveerd. Daarna is hij een poosje in Duitsland werkzaam geweest aan het Instituut voor Sociologie in München. In 1996 keerde hij terug naar Nederland om een klus voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid te doen. ‘Ze waren bezig met een rapport over de toekomst van ruimtelijke ordening en wisten niet wie dat zou kunnen doen. Per toeval kwamen ze bij mij terecht en ik vond deze opdracht reden genoeg terug te komen.’ Al snel werd Hajer hoogleraar in Amsterdam en had hij er, naar eigen zeggen, ‘allerlei beleidsgerichte functies naast’. In 2008 werd hij directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving, dat op dat moment gevormd werd door een fusie tussen het Ruimtelijk Planbureau en het Milieu- en Natuurplanbureau. Het PBL is een onafhankelijk onderzoeksbureau op het gebied van milieu, natuur en ruimte dat onder het ministerie van IenM ressorteert. Ook andere departementen kunnen het planbureau vragen onderzoek te doen.

‘Wetenschappers zijn van nature niet geneigd mee te denken met beleid, maar denken vooral na over hun eigen onderzoeksvragen,’ aldus Hajer. ‘Het veronderstelt kennis van wat de politiek nodig heeft om beleid te maken en om van daaruit terug te redeneren naar wat de wetenschap zou kunnen doen.’ Hajer is juist iemand die de verbinding tussen wetenschap en beleid goed weet te leggen, wat hem de nominatie voor de Overheidsmanager van het Jaar opleverde. Hij is best trots op wat hij de afgelopen zes jaar met het PBL heeft neergezet. ‘Qua infographics lopen we bijvoorbeeld voorop,’ zegt ­Hajer. ‘En in het verleden presenteerden we onze belangrijke ­rapporten vaak in Nieuwspoort, daar kwam geen hond op af. In september hebben we de Nacht van de ­Leefomgeving georganiseerd in pakhuis De Zwijger in Amsterdam en die was meer dan uitverkocht. Zo ­leggen we ook een verbinding naar het publiek toe. Het plan­bureau moet mijns inziens veel breder opereren dan ­alleen voor de ambtelijke beleidstop.’ Die visie heeft hij een paar jaar geleden opgeschreven in het essay De energieke samenleving. Hij adviseert de overheid daarin meer gebruik te maken van de samenleving. ‘Niet per se door beleid te crowdsourcen, maar wel als basis voor ­innovatieve ideeën.’

Fred Voncken van het ministerie van OCW is kandidaat nummer drie. Hij is genomineerd door het managementteam van OCW, voornamelijk vanwege de resultaten die Voncken de afgelopen jaren heeft geboekt met voortijdig schooluitval. PM sprak hem in 2006 al eens, toen er jaarlijks sprake was van 60.000 voortijdig schoolverlaters. Inmiddels is dat aantal, dankzij de inspanningen van Voncken – ‘en alle andere betrokkenen’ – gedaald naar 27.000. Voncken werkt al sinds 1975 voor de publieke sector. Hij is begonnen bij het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), dat later Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) werd. ‘Vanuit WVC was ik ambtenaar bij het bureau landelijk contact in Noord-Holland en Amsterdam,’ vertelt Voncken. ‘Daar hield ik me bezig met hulpverlening aan jongeren en ontwikkelde beleid voor drugsverslaafden. Ik was behoorlijk onder de indruk van de problemen in de praktijk en had toen al door dat beleid zich toch vaak op straat ontwikkelt.’ Vervolgens werkte Voncken bij de gemeente Amsterdam, waarna hij terugkeerde naar WVC. Toen de ‘c’ in 1995 naar onderwijs ging, verhuisde hij mee en werd onder meer verantwoordelijk voor het dossier studiefinanciering. ‘In 2006 werd ik gevraagd het tot dan toe onoplosbare probleem van de schooluitval te tackelen,’ aldus Voncken. ‘Er waren in de vijftien jaar ervoor allerlei nota’s geschreven, die allemaal vanuit het beleid waren beredeneerd. Wat ik miste was een beschrijving van het probleem, vanuit de jongeren. Schooluitval lijkt simpel, maar het is een symptoom, er zit heel veel achter. Psychische problemen, schulden, soms op straat leven. Het was dus niet een probleem van OCW, maar van zeven departementen.’ Met gemeenten en scholen heeft het departement convenanten afgesloten om de schooluitval met de helft te verminderen. ‘Daarbij spraken we de drie M’s af: meten, monitoren en elkaar motiveren,’ aldus Voncken.

Als je hem vraagt naar zijn specifieke rol in dit traject dan is dat het leggen van verbinding. ‘Ik ben zo snel mogelijk het land in gerend, want ik zag direct dat we dit niet vanuit het departement konden oplossen.’

De jury roemt zijn aansprekende stijl van leidinggeven. ‘Ik kan niet tegen negativisme, dus heb altijd een positieve houding,’ reageert Voncken als hem dit wordt voorgelegd. ‘Daarnaast weet ik mijn zwakheden te managen,’ zegt hij lachend, wat natuurlijk direct de vraag oproept welke zwakheden dan wel. ‘Ik ben behoorlijk ongeduldig én eigenwijs.’

Het maakt Voncken niet uit of hij wint of niet en hij wenst de jury succes met het maken van een keuze. ‘Het is appels met peren met bananen vergelijken,’ vindt hij. ‘Het is geen atletiekwedstrijd waar je op tienden van seconden kunt winnen.’ De grootste prijs heeft hij al binnen, vervolgt Voncken. ‘In 2007 ben ik in contact gekomen met een meisje, ze heet Melanie Burnett. Ik verzocht haar haar verhaal te vertellen en vroeg haar waarom ze niet terug ging naar school. We hebben haar een aantal jaar gevolgd en contact met haar gehouden. In het filmpje dat ik voor deze verkiezing heb gemaakt, vertelt ze waarom onze aanpak goed is geweest, voor haar, maar ook voor andere jongeren. Ze heeft destijds haar oude telefoon in de prullenbak gegooid en is opnieuw begonnen. Een mooi verhaal is het. Uiteindelijk heeft ze de school afgemaakt.’

Voncken neemt onder meer Burnett mee naar de verkiezingsavond op 27 januari in de Ridderzaal. Hajer wordt die avond vergezeld door een ‘dwarsdoorsnede van de organisatie’ en Bogers heeft familie en collega’s van de dienst uitgenodigd, net als de zendende instanties. ‘De hindoepriester zal in de Ridderzaal naast de rabbijn ­zitten.’

Verschenen in PM, 19 december 2014

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s