Loes Mulder verruilde deze zomer het ministerie van Veiligheid en Justitie voor de Algemene Bestuursdienst. Als directeur-generaal is ze verantwoordelijk voor de kwaliteit van het topmanagement van de rijksoverheid. Welke prioriteiten heeft ze zichzelf in haar nieuwe functie gesteld en hoe aantrekkelijk is de overheid nog als werkgever? Een kennismakingsgesprek.
‘Den Haag was eigenlijk nog veel te dichtbij,’ antwoordt Mulder op de vraag hoe ze vanuit Oost-Groningen in de Hofstad terecht is gekomen. Na de studie beleid en bestuur in internationale organisaties aan de Groningse universiteit was Mulder aanvankelijk van plan een baan in het buitenland te zoeken. ‘Ik was gespecialiseerd in migratie en ontwikkelingssamenwerking en kon bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst onderzoek doen naar de vraag waarom asielzoekers naar Nederland komen. Vervolgens kon ik blijven voor een beleidsfunctie en mocht ik namens het kabinet onderhandelen in Brussel. Toen bleek ik dat veel interessanter te vinden dan namens de Europese Commissie allerlei inbrengen te verzamelen en samen te smeden tot één compromis. Ik werd helemaal gegrepen door het ondersteunen van de Haagse politiek en de vertaling ervan naar de praktijk. Bij de IND werkte ik op de beleidsafdeling, waar voorstellen moeten worden getoetst op uitvoerbaarheid. Dan opereer je in de driehoek praktijk, beleid en wetgeving. Enorm interessant, en het internationale aspect kreeg ik er vanwege het beleidsterrein bij. Dus toen ben ik in Nederland gebleven.’
Dat Mulder in de publieke sector zou gaan werken, wist ze al van jongs af aan. ‘Ik was heel erg idealistisch en wilde bij de overheid werken of de politiek in. Dat laatste was aannemelijker, maar ik kon geen partij vinden waar ik me volledig in herkende. Eenmaal in Den Haag merkte ik dat ik de ambtenarenrol heel leuk vond. Dat je echt bezig bent met maatschappelijke problemen, oplossingen aan de politiek voorlegt, de voor- en nadelen schetst én daarin een bepaalde consistentie kunt waarmaken. Als politicus is dat veel lastiger. Zodra het kabinet valt, ben je als bewindspersoon weg en voor een Kamerlid is het moeilijk om zelf direct invloed te hebben, maar als ambtenaar kun je heel wezenlijk problemen oplossen, daar ben ik voor gevallen.’
Op het ministerie van Justitie klom Mulder langzaam maar zeker op. Op vier jaar na – tussen 2002 en 2006 was ze hoofd Bureau SG – is ze altijd in het vreemdelingendomein werkzaam geweest. Totdat ze deze zomer de overstap maakte naar de Algemene Bestuursdienst.
U bent nog geen vier jaar directeur-generaal Vreemdelingenzaken geweest. Is het niet zonde van uw kennis en ervaring om na zo’n relatief korte tijd te vertrekken?
‘Ik had mezelf voorgenomen drie tot vier jaar het DG-schap te doen. Daarvoor had ik als plaatsvervangend DG en beleidsdirecteur gewerkt en al jaren een zwaar stempel op het beleidsterrein gedrukt. Ik wilde weg zijn voordat ik mijn houdbaarheidsdatum had overschreden. Natuurlijk is het een meerwaarde als je het terrein goed kent, maar tegelijkertijd is het een valkuil. Je moet voorkomen dat mensen al bij voorbaat denken “dat wil Loes nooit”.’
Nu bent u als DG verantwoordelijk voor de kwaliteit van de topambtenaren bij het Rijk. Kunt u drie zaken noemen waar u de komende jaren aandacht aan gaat besteden?
‘Een van onze ambities is een zo hoogwaardig mogelijk topmanagement. Daarvoor moet de werving en selectie goed op orde zijn. Een van de zaken die ik wil aanpakken is dat we scherper moeten zijn in onze criteria. We moeten nog duidelijker maken wat we van een topambtenaar verwachten. Daartoe zijn we, ook in samenwerking met andere partijen, bezig met een visie op leiderschap. Dat moet zich straks vertalen in het opstellen van scherpere profielen. Deze visie legt ook de basis voor ons opleidingsaanbod, dat is het tweede punt waar ik veel aandacht aan wil besteden. Ik wil het opleiden en ontwikkelen van topambtenaren veel minder vrijblijvend maken. Het moet normaal zijn dat je je regelmatig afvraagt of je je vaardigheden nog moet bijspijkeren. We denken aan het invoeren van een soort puntensysteem, zoals dat bij andere beroepsgroepen het geval is.’
Net als accountants en advocaten moeten ambtenaren straks jaarlijks een aantal opleidingspunten halen?
‘Daar zijn we over aan het nadenken. Je hebt dan wel de vrijheid in de keuze van een cursus of opleiding, maar je bent verplicht je zo nu en dan bij te spijkeren. Reflectie moet in ons aanbod steviger verankerd worden. Als je heel ervaren bent en een zware verantwoordelijke functie hebt, dan wil je niet drie dagen lang met een groepje naar een docent luisteren. Waar je dan naar op zoek bent, is het uitwisselen van ervaringen met mensen die gelijksoortig werk doen, maar in een ander domein bijvoorbeeld. Dat je samen reflecteert op een wetenschappelijke inleiding aan de hand van zaken waar je mee te maken hebt gehad, van elkaar leert, maar ook je eigen kennis verspreidt. Dat werkt heel inspirerend.’
Wat is prioriteit nummer drie?
‘De opdracht van Bureau ABD is het op gang brengen van de interdepartementale mobiliteit. Daar hebben we nu het thema intelligente mobiliteit voor benoemd. Een belangrijk onderdeel daarvan is succession planning, dat wil zeggen dat op het moment dat er een vacature is we meerdere potentiële kandidaten klaar moeten hebben staan. Hoewel er dan natuurlijk nog wel een procedure plaatsvindt en er gesolliciteerd moet worden.’
Een veelgehoorde klacht van ambtenaren die net onder de ABD-doelgroep zitten, is dat ze zo weinig kans hebben om door te groeien, met name op andere departementen. Is er wel sprake van voldoende mobiliteit bij het Rijk?
‘Het klopt dat het ambtenaren die een stap willen maken naar een hogere functie op een ander ministerie lastig lukt binnen te komen. Departementen durven het met dit soort cruciale functies op schaal 14 of 15 niet aan iemand van buiten te nemen en kiezen liever voor iemand die ze kennen. We moeten elkaar daarin meer gaan vertrouwen. Om dat te bereiken doen we momenteel een pilot om de samenwerking op het gebied van management development tussen de departementen te verbeteren. Dat is superbelangrijk. Als ambtenaren willen doorstromen naar directeursniveau zeggen wij dat het een pre is dat ze voor verschillende ministeries hebben gewerkt. Dan moeten ze daar wel de kans voor krijgen.’
In 2017 moet 30 procent van de topambtenaren vrouw zijn. Voelt u zich een rolmodel?
‘Dat is een gewetensvraag. Ik heb altijd wat moeite met de term rolmodel, omdat het een soort afstand creëert. Alsof ik bepaal hoe anderen iets moeten doen. Tegelijkertijd merk ik dat het vrouwen helpt als je je verhaal deelt hoe je bepaalde zaken bereikt hebt.’
Is 30 procent eigenlijk wel genoeg?
‘Dat is wat mij betreft het absolute minimum. Ik ga niet staan juichen als we die 30 procent straks gehaald hebben. Het helpt natuurlijk wel om het te normaliseren. Uiteindelijk wil je dat het geen issue meer is en dat er een logische man-vrouw-verdeling bestaat in de top, net zoals in de rest van de overheid. Daar zijn we echt nog niet.’
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze doelstelling gehaald wordt?
‘Er zijn drie lijnen die we moeten volgen. Ten eerste meten, we moeten precies weten hoeveel vrouwen er in de top zitten en welke instrumenten om dat te bevorderen wel en niet werken. Daar speelt het charter Talent voor de top van Sybilla Dekker een belangrijke rol in. Ten tweede moet je de werving en selectie zoveel mogelijk objectiveren. Dat betekent dat er vrouwen in de selectiecommissie moeten zitten en dat we per vacature voldoende kandidaten moeten zoeken. Tot slot hebben vrouwen hierin ook zelf een taak. Gemiddeld genomen hebben ze een bepaalde terughoudendheid als ze niet aan alle eisen voldoen. Daar hebben mannen minder vaak last van.’
In het begrotingsoverleg met minister Blok voor Rijksdienst kwam de samenwerking tussen de ABD en de G4 ter sprake. De minister zei dat de dienstverlening naar de vier grote steden zal worden uitgebreid. Gaan jullie straks ook gemeentesecretarissen werven?
‘Toevallig heb ik komende maandag [begin december, CC] een eerste sessie met de vier gemeentesecretarissen. We hebben al afspraken gemaakt met de grote steden en het is nu een kwestie van uitwerken en concreet maken. Daarbij gaat het overigens niet om het werven van topambtenaren, maar vooral om het bevorderen van uitwisseling tussen de bestuurslagen. Het is goed als bij het Rijk ambtenaren werken die bij gemeenten hebben gezeten en andersom. Met de drie decentralisaties neemt de inhoudelijke noodzaak toe, dat geeft meer energie aan dit soort processen, dus ik verwacht dat deze samenwerking zich zal intensiveren.’
Een heel andere vraag, die aansluit bij ons thema van deze maand. Is de overheid nog wel aantrekkelijk genoeg als werkgever?
‘Er zijn nog steeds heel veel mensen die intrinsiek gemotiveerd zijn om bij de overheid te werken. Tegelijkertijd bestaan er veel negatieve verhalen over de overheid. Het is voor mij een van de inspiratiebronnen in deze functie: ik heb een veel positiever beeld van de overheid dan de buitenwereld. Ik ben op zoek naar een manier hoe we een reëler beeld kunnen schetsen van het vak van de ambtenaar. We hoeven er geen rooskleurig ambtenarenaureool van te maken, maar er zit een behoorlijk verschil in wat er wordt gepercipieerd en wat ik om me heen zie, namelijk vakinhoudelijke, gedreven en enthousiaste medewerkers.’
Jonge ambtenaren komen niet meer binnen omdat de arbeidsmarkt op slot zit. Is dat een onderwerp dat bij de ABD, die zich toch richt op topmanagers, speelt?
‘Vanwege de crisis en de bezuinigingen zijn de mogelijkheden voor instroom en doorgroei de afgelopen jaren beperkt geweest. Het is voor de ABD heel belangrijk dat de overheid er als werkgever in slaagt nieuwe mensen binnen te halen, dat is onze potentiële doelgroep. We hameren ook heel erg op diversiteit, zowel in de vrouw-man-verhouding als in culturele zin, maar dat kun je pas realiseren als de aanwas groter is dan nu.’
+++++++++++++++++++++++
CV Loes Mulder
Loes Mulder (1972) groeide op in Stadskanaal en studeerde in Groningen. In 1995 verhuisde ze naar het westen van het land en ging werken bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst, onderdeel van het ministerie van Justitie. Daar vervulde ze – op enkele jaren na dat ze hoofd Bureau SG was op Justitie – diverse functies op het vreemdelingendossier, vanaf 2011 als directeur-generaal Vreemdelingenzaken (eerst op BZK en vanaf 2012 op VenJ). Deze zomer maakte ze de overstap naar de Algemene Bestuursdienst.
Verschenen in PM, 19 december 2014