Een jaar decentralisaties: Utrecht wil participatie simpel houden

De Utrechtse topambtenaar José Manshanden werd vorige week uitgeroepen tot Overheidsmanager van het Jaar 2015. Als themadirecteur sociaal is ze verantwoordelijk voor alle drie de decentralisaties. Over de ‘derde decentralisatie’ is Manshanden duidelijk: ‘De Participatiewet biedt veel regels en weinig ruimte.’ Dat hoopt de stad nu op te lossen met een experiment.

Een ambtenaar die op een positieve manier De Telegraaf haalt, het zijn er maar weinig gegeven. Toch stond José Manshanden, themadirecteur sociaal van de gemeente Utrecht, vorige week onder de kop ‘Leiders met lef’ op de foto in het Stan Huygens Journaal. Aanleiding was het uitroepen van Manshanden, daags ervoor, tot Overheidsmanager van het Jaar 2015. Volgens de jury, onder leiding van de Overijsselse commissaris van de Koning Ank Bijleveld, heeft Manshanden ‘met succes’ leidinggegeven aan de complexe decentralisatiesoperaties jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en participatie. ‘Door de nadruk te leggen op vernieuwing weet ze de onontkoombare bezuinigingen in het transitieproces te realiseren.’

Risico’s nemen
Lef was dit keer het thema van de verkiezing, die alweer de achttiende editie beleefde. Manshanden heeft volgens de jury ‘lef om barrières te doorbreken en risico’s te nemen’. En: ‘Door tijdig te beginnen en experimenten te starten, kreeg José Manshanden alle partijen al vroegtijdig mee in een nieuw kader en heeft de gemeente Utrecht al dit jaar grote stappen kunnen zetten in de transformatie.’ Daarmee doelt de jury onder meer op de Utrechtse  buurtteams waarvoor al in 2010 de basis werd gelegd. Manshanden: ‘We zaten met alle partijen om de tafel en wisten dat de taken op het gebied van zorg, jeugd en participatie naar ons toe zouden komen. Ons vertrekpunt was dat sommige dingen gewoon niet goed genoeg gingen. Zo was er veel te veel versnippering in de zorg en waren er te veel hulpverleners met één cliënt of één gezin bezig. De decentralisaties waren een kans om het anders te gaan doen.’

In 2012 begon Utrecht met twee buurtteams, twee jaar later waren het er zes. ‘Elk buurtteam had een ontwikkelopdracht’, legt Manshanden uit. ‘Er werd geëxperimenteerd en ingezoomd op een specifieke taak. Daar leerde het team van en die kennis werd vervolgens gedeeld met de andere teams.’ Tijdens de experimenteerfase waren de medewerkers in de buurtteams gedetacheerd vanuit de instellingen en deed elke organisatie mee vanuit zijn eigen budget. Vanaf 2015 worden de buurtteams door twee nieuwe organisaties uitgevoerd, die al hun personeel van de andere zorgaanbieders hebben overgenomen. Incluzio is de aanbieder van de buurtteams Sociaal, Lokalis is de aanbieder voor de buurtteams Jeugd en Gezin. Manshanden: ‘Inmiddels zijn er in de hele stad twee keer achttien buurtteams aan het werk via een beproefde methode.’

Afgekeken
Dat Utrecht zo vroeg met de buurtteams is begonnen, heeft volgens Manshanden enorm geholpen. ‘Er was nog geen wet, er waren geen kaders. We hebben het omgedraaid. Wat er ook in de wet zou staan, wat is de beste zorg, die willen we leveren en laten we uitproberen of dat werkt.’ Utrecht was een van de eerste gemeenten die met buurtteams werkten. Manshanden: ‘Ik heb het niet zelf verzonnen. Ik heb het afgekeken van Enschede en in Leeuwarden waren ze ook al ver.’

Laagste werkloosheid
Op het gebied van participatie was Utrecht er ook vroeg bij. Al in december 2013 lag er een kadernota Participatie en Inkomen, waarmee het college vooruitliep op de Participatiewet, die pas dit jaar van kracht is geworden. ‘De ambitie van het college is om het laagste werkloosheidscijfer van Nederland te hebben’, aldus Manshanden. Om dat te bereiken, worden meerdere sporen gevolgd: de economie stimuleren om zo veel mogelijk banen te creëren, zo veel mogelijk mensen aan de slag helpen – ook mensen die wat verder van de arbeidsmarkt afstaan – en voorkomen dat mensen in een uitkering terechtkomen, onder andere door ervoor te zorgen dat de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt goed is. Cruciaal daarin zou de zogeheten werkkamer zijn, zei toenmalig PvdA-wethouder Hans Spigt begin 2014 in VNG Magazine. Dáár zouden afspraken gemaakt moeten worden met werkgevers over het plaatsen van mensen met een arbeidsbeperking. Deze werkkamer is inmiddels operationeel en heet de Utrechtse Werktafel, waar regiogemeenten, het UWV en de sociale partners met elkaar samenwerken aan de participatie van de mensen met een arbeidsbeperking. ‘We zijn best wel tevreden hoe dit nu al werkt’, zegt Manshanden. ‘De vraag is hoe we tot een inclusieve arbeidsmarkt komen, waar iedereen mee kan doen. Daar zijn we druk mee bezig.’

Bureaucratie
De zorgen over de bureaucratie die de Participatiewet met zich meebrengt – zoals een aantal Tweede Kamerfracties onlangs in een debat met staatssecretaris Jetta Klijnsma (SZW) aankaartte – herkent Manshanden wel. ‘De Participatiewet biedt veel regels en weinig ruimte. Het lijkt wel of we onder de Wet werk en bijstand meer ruimte hadden als gemeente, dat was niet de bedoeling.’ Om dit op te lossen, start de gemeente samen met de Universiteit Utrecht onder de titel ‘Weten wat werkt’ een experiment om te kijken welke regels wel en niet werken als het om de bijstand en re-integratie gaat. ‘In dat onderzoek krijgen verschillende groepen verschillende regels’, legt Manshanden uit. ‘We letten op het vinden van werk, maar ook hoe de deelnemers de regels ervaren.’ Grote trekker van dit experiment is wethouder Victor Everhardt (D66) die onder meer werk en inkomen in portefeuille heeft. Manshanden: ‘Zijn motto is: hoe kunnen we het simpel houden? Dat geldt voor alle decentralisaties. Veel mensen vallen in het vangnet van de gemeente, omdat wij het als overheid te ingewikkeld hebben gemaakt. Dat staat op gespannen voet met de bedoeling zaken eenvoudiger te maken. Om iets op te lossen, wordt er weer een regeltje verzonnen. Dat knelt. Vandaar dat we op verschillende fronten experimenteren. Zo kijken we wat werkt en wat niet.’

++++++++++++++++++++++++++++
‘Participatiewet is schijndecentralisatie’
In een serie artikelen naar aanleiding van de bundel Nabij is beter. Essays over de beloften van de 3 decentralisaties nemen Pieter Hilhorst en Jos van der Lans – in opdracht van VNG/KING – de decentralisaties onder de loep. In hun meest recente bijdrage stelt het tweetal dat de Participatiewet een schijndecentralisatie is. ‘Gemeenten zijn gewoon uitvoeringskantoren die strikt moeten doen wat op het Haagse hoofdkantoor is bedacht’, aldus Hilhorst en Van der Lans. Manshanden herkent dit wel. ‘Het lijkt soms of de Participatiewet eerder een centralisatie is dan een decentralisatie. In Utrecht zijn we heel hard bezig te bekijken hoe we onze eigen kokers kunnen doorbreken. Hoe kunnen we samenwerken in de Wmo, met jeugd en participatie? Dat zou het Rijk ook eens moeten doen. Ik zeg niet dat alle ministeries samengevoegd moeten worden, maar er mag meer oog zijn voor wat gemeenten nodig hebben om hun zaken goed te organiseren.’

Verschenen in VNG Magazine, 4 december 2015

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s