De regio Noordoost Fryslân is een van de zes proeftuinen die heeft geëxperimenteerd met regionale samenwerking om economische groei te stimuleren. Een regiominister in het nieuwe kabinet is volgens burgemeester Gerben Gerbrandy van Achtkarspelen niet nodig, maar één aanspreekpunt voor de regio in Den Haag zou handig zijn. ‘Het Rijk moet goed opletten wat er bij gemeenten gebeurt.’
Tijdens het VNG Jaarcongres vorig jaar in Haarlemmermeer werden regio’s opgeroepen zich aan te melden als proeftuin voor economische samenwerking. Aanleiding was het rapport Maak verschil dat de Studiegroep Openbaar Bestuur een paar maanden eerder had gepresenteerd. De aanbevelingen van deze studiegroep – onder leiding van de secretaris-generaal van het ministerie van BZK Richard van Zwol – richtten zich op nieuwe vormen van regionale samenwerking tussen overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en onderwijs waarbij de economische opgave in de regio centraal staat.
Een van de regio’s die zich direct aanmeldde, was Noordoost Fryslân, in 2015 officieel bestempeld tot krimpgebied. Gerben Gerbrandy, burgemeester van Achtkarspelen, een van de zes gemeenten in deze regio, zag het als een kans om de reeds bestaande samenwerking een boost te geven. Gerbrandy: ‘In ANNO-verband (Agenda Netwerk Noordoost, red.) werken overheid, ondernemers en onderwijs al sinds 2010 nauw samen. Door deze proeftuin zijn we tot nieuwe ideeën gekomen. We hebben onder andere door wetenschappers ons DNA laten vaststellen om te bepalen waar onze kracht zit. Samen met de gemeenten, de provincie, bedrijven en onderwijsinstellingen hebben we maatregelen bedacht om de negatieve gevolgen die de bevolkingsdaling met zich meebrengt het hoofd te bieden en economische groei te realiseren.’
Tijdens de slotbijeenkomst van Maak verschil kreeg Noordoost Fryslân het compliment dat het van de zes proeftuinen het meest concrete resultaat heeft geboekt. Wat houdt dit resultaat precies in?
‘Met alle betrokkenen hebben we een Versnellingsagenda opgesteld waarmee we in 2025 400 miljoen euro extra bijdrage aan het bruto regionaal product willen realiseren en de werkgelegenheid op peil willen houden. Dit hebben we in een Regiodeal gegoten, die de vijf betrokken partijen – gemeenten, provincie, Rijk, ondernemers en onderwijs – in juni ondertekenen.’
Dat klinkt mooi, maar noemt u eens een aantal concrete plannen uit de Versnellingsagenda.
‘We zetten een lerend ondernemersnetwerk op, waarmee ondernemers bij elkaar in de keuken kunnen kijken. Dat gebeurt nu nog te weinig. Ondernemers zijn soms bang voor concurrentie, maar kunnen veel van elkaar leren. Ook de Kennismakelaar, een ander initiatief, kan hierin een rol spelen. Deze persoon zal bedrijven bezoeken en aangeven hoe zaken slimmer geregeld en georganiseerd kunnen worden. Een derde actie is het instellen van een Aanjaagteam dat zich specifiek gaat bezighouden met de zaken die we willen uitvoeren. Hiervoor zoeken we nog een boegbeeld, een bekend persoon die onze regio vertegenwoordigt en actief uitdraagt dat we problemen hebben maar enorme kansen zien deze op te lossen.’
In Noordoost Fryslân wordt al nauw samengewerkt, geeft u aan. Wat heeft deze proeftuin dan bijgedragen? Was het zonder de proeftuin niet van de grond gekomen?
‘Het grote voordeel van de proeftuinaanpak is dat het allemaal op zeer korte termijn moest gebeuren. Dus niet jaren overleggen over het hoe en waarom, maar in een halfjaar tijd een ambitie formuleren met bijpassende acties. Dit korte tijdsbestek én het wenkend perspectief dat het nieuwe kabinet adviezen wil hebben uit de praktijk spraken ons zeer aan.’
Een van de lastige kwesties bij regionale samenwerking is de positie van de afzonderlijke gemeenteraden. Hoe voorkomt u dat zij zich buitenspel gezet voelen?
‘Wij hebben de zes gemeenteraden – en vergeet de Staten niet – uitgenodigd en gevraagd op welke manier zij betrokken willen zijn. Ik was verrast over de animo voor deze bijeenkomst. Er is uitvoerig gesproken over de verschillende opties.’
Zou het oprichten van een regioraad, zoals bijvoorbeeld in Drechtsteden, een oplossing zijn om de democratische legitimiteit van de samenwerking te borgen?
‘We hebben daarover met de raden en Staten gesproken, maar zij hebben nadrukkelijk aangegeven geen regioraad te willen optuigen. Ze hebben geen behoefte aan een nieuw instituut, een gemandateerd beslissingsorgaan dat zich uitspreekt over de regionale plannen. We hebben afgesproken dat alle zes gemeenteraden vroegtijdig mee kunnen praten en de plannen ter goedkeuring voorgelegd krijgen.’
Wat heeft u als regio nodig van het Rijk?
‘We moeten samenwerken, dat is het belangrijkst. Het Rijk moet vooral goed opletten wat er bij de eerste overheid, de gemeenten dus, gebeurt. De vraag vanuit Maak verschil was dat regio’s zouden gaan samenwerken om economische groei te realiseren. Dat hebben we gedaan en nu is het zaak dat het Rijk luistert naar wat wij geleerd hebben om hier ook weer van te leren.
‘Natuurlijk hebben we ook harde euro’s nodig voor goede plannen die we niet alleen kunnen dragen. Wij hebben berekend jaarlijks zo’n 10 miljoen euro nodig te hebben om de doelen te halen die we gesteld hebben. Laten we zeggen dat de helft uit de regio komt en dat de andere helft via cofinanciering door het Rijk wordt aangevuld.’
Bent u voorstander van het idee om de extra belastinginkomsten die de samenwerking oplevert terug te laten vloeien naar de regio?
‘Nee, zeer zeker niet. Dat betekent namelijk dat het meeste geld terugvloeit naar de regio’s waar het heel goed gaat.’
Dat is toch niet zo gek? Daarmee beloon je de samenwerking die het meest oplevert.
‘Ik ben daar faliekant tegen. Nederland is een ontwikkeld land dat solidair moet zijn. Het gaat heel veel over de Randstad, maar we hebben ook nog een randland. Als de steenkolenmijnen in Limburg sluiten, moeten we daar als Nederland iets mee en niet alleen de regio ervoor op laten draaien.’
De SG van BZK zei tijdens de slotbijeenkomst dat een deel van de economische groei vertaald moet worden in extra budget voor de regio. Dit zou boven op het accres voor het gemeentefonds moeten komen.
‘Dat is een uitstekend voorstel. Maar bij de uitwerking ervan moeten we de solidariteit als uitgangspunt nemen. Alle regio’s moeten van de groei profiteren, niet alleen de Randstad.’
De formatie is in volle gang. Zou u een regiominister in het nieuwe kabinet willen?
‘Nee, de vier ministeries die hierbij betrokken zijn (BZK, EZ, OCW en SZW, red.), moeten zaken goed met elkaar afstemmen. Er moet ontschotting plaatsvinden, dat zou al helpen. Het is voor ons als regio handig één aanspreekpunt in Den Haag te hebben, maar een aparte minister, of een DG Regio op BZK zoals ook wel wordt gesuggereerd, maakt de fragmentatie alleen nog maar groter, vrees ik.’
De departementen hebben te maken met hun eigen ministeriële verantwoordelijkheid. Dat maakt het er niet gemakkelijker op.
‘Nee, dat klopt. De studiegroep heeft ons gevraagd te laten zien dat we kunnen samenwerken, dus nu vragen wij van Den Haag dat ook aan ons te laten zien.’
++++++++++++++++++++
Oproep aan het nieuwe kabinet
Bestuurders uit de zes proeftuinregio’s – naast Noordoost Fryslân zijn dit regio Zwolle, Metropoolregio Amsterdam, Drechtsteden, Zeeland en Stedelijk Gebied Eindhoven – roepen het nieuwe kabinet op mee te doen in het versterken van de economische structuur om meer groei te realiseren:
1. Erken de verschillen tussen de regio’s en zorg voor regionaal maatwerk in nationaal beleid.
2. Creëer bij het Rijk één aanspreekpunt per regio.
3. Bied partnerschap en sluit regiodeals.
4. Organiseer de benodigde financiële arrangementen.
5. Benut de mogelijkheden van huidige wettelijke en financiële instrumenten.
6. Investeer in kennis, competenties en vaardigheden.
Verschenen in VNG Magazine, 7 april 2017