Om de woningproductie in de Randstad op gang te helpen, hebben de vier grote steden bij het Rijk aangeklopt. Alleen als er samen wordt opgetrokken binnen de verstedelijkingsopgave – die naast wonen over werken, bereikbaarheid én duurzaamheid gaat – kan het steeds nijpender wordende woningtekort worden tegengegaan, meent de Haagse wethouder Boudewijn Revis (VVD). Daarbij moeten innovatieve oplossingen niet geschuwd worden.
Samenwerken en innoveren, dat zijn de twee kernwoorden waar het volgens wethouder Boudewijn Revis bij de verstedelijkingsopgave om draait. Vorige maand zat hij samen met zijn collega-wethouders van de G4 aan tafel bij het kabinet. Niet alleen de minister van BZK en de bewindspersonen van Infrastructuur en Waterstaat waren daarbij aanwezig, zelfs premier Mark Rutte schoof aan. De vier grote steden, die daar niet alleen namens hun gemeente zaten maar de regio’s vertegenwoordigden, doen een beroep op het Rijk om de samenwerking onderling te verstevigen. ‘Wij doen als G4 nu zaken met IenW over mobiliteit, met BZK over de woonagenda en met Economische Zaken over het klimaat’, zegt Revis, tevens voorzitter van de VNG-commissie Ruimte, Wonen en Mobiliteit. ‘Die verkokering draagt er niet toe bij om tot innovatieve oplossingen te komen voor de toekomst.’
Kwam de boodschap van u en uw collega’s over bij het kabinet?
‘De wil tot samenwerking is er. We moeten samen op zoek naar een visie op hoe Nederland er in 2040 uitziet, wat bijvoorbeeld gebeurt in de Nationale Omgevingsvisie, die nadrukkelijk geen rijksvisie is.
‘We moeten denken vanuit de toekomst, met de oplossingen van de toekomst. Dan gaat het overigens niet alleen om de woningmarkt, maar juist ook over de koppeling met de arbeidsmarkt, het klimaat en, niet te vergeten, mobiliteit.’
Een uitspraak van u is: ‘geen rails, geen woning’.
‘Bereikbaarheid is inderdaad een heel grote publieke opgave. Het is, ook voor de ontwikkeling van de woningmarkt, echt van belang dat we investeren in goed openbaar vervoer en snelle verbindingen in alle stedelijke agglomeraties. Gemeenten kunnen dit echter niet alleen. Samen met het Rijk werken we nu aan het besef dat infrastructuuroplossingen niet ophouden bij de gemeentegrens. Het Rijk kan best investeren in binnenstedelijke mobiliteit, waarom niet?
‘Ook hier moeten we zoeken naar innovatieve oplossingen. In China wordt nu een tram getest die niet op rails rijdt, maar op de weg. Het is eigenlijk een grote bus. Dat kan heel handig zijn, want als een voorgaande tram dan defect is, kun je eromheen. En je hoeft er geen dure infrastructuur voor aan te leggen. Een ander voorbeeld is een hyperloop, daarmee kun je binnen een halfuur van Groningen in Den Haag zijn. En in Zuid-Korea hebben bijna alle grote steden een excellente lightrailverbinding. Ik vraag me af waarom zij dat wel voor elkaar krijgen en wij niet.’
Nu we het toch over bereikbaarheid hebben, Den Haag heeft grote plannen met de Binckhorst. Ik ben daar van de week een rondje gaan fietsen en kan me nauwelijks voorstellen hoe het er over een aantal jaar uitziet, met wonen, werken en vrijetijdsbesteding. Het is nu nog vooral een industriegebied dat slecht bereikbaar is.
‘Het laatste punt zijn we aan het oplossen door de aanleg van de Rotterdamsebaan. Dat is het grootste project van de gemeente en kost 650 miljoen euro. Daarvan neemt het Rijk een derde voor zijn rekening. Vanaf de snelweg A4/A13 gaat er een tunnel onder Voorburg door, die uitkomt in de Binckhorst. Dat is echt een gamechanger voor dit gebied, want het fungeert straks als entree van de stad. De Rotterdamsebaan heeft de Binckhorst wakker gekust.’
Er bestaan al heel lang ideeën om de Binckhorst te ontwikkelen. Waarom gaat het nu wel lukken?
‘Onder meer doordat we dus de bereikbaarheid verbeteren. Maar, en dat is niet onbelangrijk, de manier waarop de plannen voor dit gebied tot stand zijn gekomen, verschilt nogal van hoe we dit in het verleden deden. Vlak voor de crisis hadden we een masterplan ontwikkeld. Op het stadhuis was een geheel nieuwe wijk ontworpen waarna het over de schutting werd gegooid met de mededeling “zo gaan we het doen”. Ook zonder de economische crisis die daarop volgde, was dit niet gelukt. Wat we nu doen, is organisch groeien waarbij we initiatiefnemers en ontwikkelaars de ruimte geven mede vorm te geven aan de inrichting. Dat leidt tot veel meer draagvlak en uiteindelijk tot meer snelheid. De overheid stelt zich op als een samenwerkingspartner voor marktpartijen en niet als een bepaler die vanaf het stadhuis zegt hoe het moet.’
De Binckhorst is een van de gebieden waar geëxperimenteerd wordt met de Omgevingswet. Wat merkt u daarvan?
‘Het helpt enorm, doordat zaken veel sneller geregeld kunnen worden. Zo is er voor het opstellen van het omgevingsplan al veel onderzoek gedaan, onder meer naar milieukundige aspecten. Ontwikkelaars hoeven dus niet meer zelf door die onderzoeksfase heen en kunnen sneller hun bouwplannen indienen, mits ze binnen de kaders van het omgevingsplan blijven. Daarnaast is het een voordeel dat zaken van bezwaar en beroep bovenop de stapel bij de Raad van State belanden.’
Onlangs presenteerde u ambitieuze plannen voor de stationsgebieden in Den Haag. Er moeten torens komen van 100 tot 150 meter hoog met in totaal zo’n tienduizend woningen. Lukt het om daar projectontwikkelaars enthousiast voor te maken?
‘Dat is geen enkel probleem, ze staan ervoor in de rij. Dat geeft ons een goede uitgangspositie. We willen gemengde wijken ontwikkelen waar wonen en werken samengaan. Naast sociale huur moeten er vrijesectorwoningen komen, liefst in dezelfde toren. Dat betekent zowel voor corporaties als voor projectontwikkelaars dat ze heilige huisjes moeten loslaten. We hebben daartoe de Haagse tafel opgericht, want dit vergt een aantal gesprekken voor we zo ver zijn.
‘Waar ik me wel zorgen over maak, is dat marktpartijen tegen elkaar zeggen dat het nu wel een goede periode is, maar dat het straks weer inzakt. Als ik kijk naar de woningbouwopgave hier in Den Haag en in de andere grote steden, dan hebben we nog zeker voor vijftien tot twintig jaar werk. Ik zou willen zeggen: blijf rustig plannen en bouwen, er komt geen dip. Dat moeten we als overheid ook uitstralen.’
Recent onderzoek laat zien dat het woningtekort in Den Haag enorm is. Er zijn veel bouwplannen, maar voordat al die woningen beschikbaar komen, zijn we jaren verder. Aan welke knoppen kunt u op dit moment draaien om het tij te keren?
‘Volgende maand behandelt de raad de woonagenda met een aantal maatregelen die op de korte termijn resultaat moeten opleveren. De inkomenstoets waar ik het net over had, maakt daar deel van uit. Maar we willen ook scherper kijken naar de urgentieverklaringen. Als we die doelmatiger inzetten, komt er meer ruimte voor de reguliere woningzoekenden. Daarnaast maken starters in Den Haag geen enkele kans, dus richten we hiervoor een lotingssysteem in. En, maar dat is niet van vandaag op morgen geregeld, we willen woningen bouwen voor specifieke beroepsgroepen, zoals agenten en leraren, want die heeft de stad keihard nodig.’
Een van de problemen op de woningmarkt, niet alleen in Den Haag maar in het hele land, vormt het middensegment. Hoe kun je sturen op de betaalbaarheid én de beschikbaarheid hiervan?
‘We bouwen niet alleen, we maken ook beleid en gaan in Den Haag de huurmarkt reguleren. Dat betekent dat we een inkomenstoets willen invoeren bij woningen tot 950 euro huur. Dit is uniek in Nederland, maar echt nodig willen we ervoor zorgen dat er voor iedereen woonruimte is.’
Verschenen in VNG Magazine, 22 februari 2019