Als het aan de Amsterdamse oud-wethouder Duco Stadig ligt, gaat heel de Randstad op in de Metropool Amsterdam. Goed voor de promotie in het buitenland, meent hij. Een typisch staaltje hoofdstedelijke arrogantie, of zit er wel iets in? En hoe kijken de Rotterdammers hiertegen aan?
‘Amsterdam heeft behalve een groot verleden ook een grote toekomst, mits er ook groot gedacht wordt,’ aldus PvdA’er Lodewijk Asscher, loco-burgemeester en wethouder Economische Zaken te Amsterdam. Onder de noemer Amsterdam Topstad wil het rood-groene college de stad internationaal weer op de kaart zetten. Daartoe vormen Amsterdam, de omliggende gemeenten (van Uitgeest tot Naarden en van Almere tot Zandvoort) en de provincies Noord-Holland en Flevoland sinds eind vorig jaar de Metropoolregio Amsterdam. Adjunct-directeur Zef Hemel van de Amsterdamse Dienst Ruimtelijke Ordening is de drijvende kracht achter dit samenwerkingsverband. ‘Amsterdam heeft de toekomst,’ liet hij optekenen in het aprilnummer van het vakblad City Journal, waarin hij zijn visie op de stad uit de doeken deed. Van samenwerking moet Amsterdam het niet hebben, meent hij. Hemel vindt de Randstad maar ‘een achterhaald principe’. En het rijk vormt, zo zegt hij, ‘het grootste obstakel’ op weg naar de ontwikkeling van Amsterdam tot metropool.
Wethouder Maarten van Poelgeest, politiek verantwoordelijk voor de uitspraken van zijn ambtenaar, is het oneens met Hemel, die hij ‘een eigenwijze vlerk’ noemt. Volgens de GroenLinksbestuurder ligt het wat genuanceerder. ‘Amsterdam moet haar metropolitaanse ambities nastreven,’ vindt ook hij. Maar het gaat wat ver om te zeggen dat de hoofdstad wel zonder de Randstad en allerlei andere samenwerkingsverbanden kan. Sterker nog, in een van de 33 projecten van het Urgentieprogramma Randstad werkt Van Poelgeest samen met de Haagse wethouder Marnix Norder en minister Jacqueline Cramer (Vrom) aan een langetermijnvisie op de Randstad. Daarover wil hij op dit moment nog niets zeggen. ‘We zitten midden in het proces.’ Voor de zomer moet de visie wereldkundig worden gemaakt. ‘Of dat gaat lukken? Dat weet ik niet.’
Topstad
Met het programma Amsterdam Topstad wil het Amsterdamse gemeentebestuur de internationale concurrentiepositie versterken. Volgens het college hoort de stad thuis in de top-5 van Europese vestigingssteden. Door regionaal samen te werken kan Amsterdam zich onderscheiden van andere Europese metropolen, zo is de gedachte. ‘De ontwikkeling van de stad Amsterdam tot de metropool Amsterdam is dan noodzakelijk,’ vindt het college. Angelique Lombarts, lector city marketing en leisuremanagement aan hogeschool InHolland, wijst erop dat het wel in perspectief moet worden gezien. ‘Als Amsterdam wil concurreren met Londen en Parijs, dan moet de scope breder zijn. Nu hebben we het over niet meer dan een kleine voorstad van New York.’ Oud-wethouder Duco Stadig, tegenwoordig consultant bij makelaarskantoor Boer Hartog Hooft: ‘Je moet jezelf niet groter maker dan je bent. Amsterdam heeft met omstreken maximaal 3 miljoen inwoners, de regio komt op lijstjes met grootste metropolen echt niet voor.’ De Randstad daarentegen (Stadig is ook voorzitter van de Deltametropool, de club waar onder meer de vier grote steden en Noord- en Zuid-Holland deel van uitmaken) komt met 6,6 miljoen inwoners op de 38ste plaats, benadrukt Stadig. Volgens Van Poelgeest is het gebruik van het begrip metropool ook helemaal niet bedoeld om de concurrentie aan te gaan met metropolen als Londen en Parijs, maar moet het vooral tot uitdrukking brengen dat de stad ‘een internationale oriëntatie heeft waar gastvrijheid en tolerantie de boventoon voeren’. Hij vervolgt: ‘Het zegt ook iets over de schaal. De stad is veel groter dan de gemeente Amsterdam.’
Oud-senator Paul Luijten (VVD) wil zich liever niet mengen in ‘een discussie over allerlei structuren’. Naast het feit dat hij directeur corporate affairs van Schiphol is, is Luijten voorzitter van Amsterdam Partners, een organisatie die in opdracht van Amsterdam, Haarlemmermeer, Amstelveen en Almere de regio verkoopt als interessante vestigingslocatie. ‘Amsterdam is een sterk merk,’ aldus Luijten. Dat zie je aan het aantal bedrijven dat zich in de regio heeft gevestigd.’ Er volgt een opsomming: TNT in Hoofddorp, Schiphol ligt in de Haarlemmermeer, Canon zit in Amstelveen, Albert Heijn in Zaanstad en dan heb je nog Forbo (Krommenie/Assendelft) en Corus (IJmuiden). ‘Allemaal bedrijven die graag een 020-nummer hebben,’ zegt Luijten. ‘Amsterdam verkoopt gewoon goed.’
Daarin vindt hij een medestander in Hans van Driem, directeur van het Holland Business Promotion Office (HBPO). Van Driem vindt het prachtig dat de voormalige Noordvleugel van de Randstad zich tegenwoordig als Metropoolregio Amsterdam presenteert. In opdracht van de twaalf partners van het HBPO (de vier grote steden in de Randstad, de vier Randstadprovincies, het ministerie van Economische Zaken en drie grote bedrijven in de regio: Schiphol, Havenbedrijf Rotterdam en de Vereniging van Bloemenveilingen Nederland) coördineert Van Driem de promotionele activiteiten die elke partner individueel uitvoert. Het HBPO is eind 2006 opgericht nadat de burgemeesters Cohen (Amsterdam) en Opstelten (Rotterdam) vlak na elkaar een reis naar China maakten. ‘Dat proberen we tegenwoordig te voorkomen,’ zegt Van Driem.
De doelstelling van het HBPO is de Randstad in de top-5 van Europese vestigings- en investeringslocaties te brengen. Amsterdam hanteert exact dezelfde doelstelling, maar dan voor de eigen regio. Levert dat geen conflicterende belangen op? Nee, roept Van Driem uit. ‘Dat is juist perfect!’ Sterker nog, Van Driem hoopt dat de steden in de zuidvleugel van de Randstad, Rotterdam en Den Haag, een voorbeeld nemen aan Amsterdam. ‘Ook zij moeten hun krachten bundelen. Dat maakt mijn werk een stuk eenvoudiger.’ Lucas Bolsius, Rotterdams wethouder Financiën, Sport en Buitenruimte, kan hem geruststellen. ‘Wij werken hier in de regio al flink samen, onder andere met Den Haag.’
Sterk merk
Voorzitter Stadig van Deltametropool wil nog wel een stapje verder gaan: ‘Onder de naam Amsterdam zou je de hele Randstad moeten vatten.’ Het merk Amsterdam is ontzettend sterk, zo hoort hij vaak van buitenlandse deskundigen. ‘Zij scharen de molens in Kinderdijk er ook onder,’ zegt Stadig. ‘Weet je waar die helemaal liggen?’ Van Poelgeest, grinnikend: ‘De hele Randstad onder de vlag Amsterdam, daar kan ik alleen maar voor zijn natuurlijk. Maar ik weet niet of dat de oplossing is.’ Ook Bolsius moet lachen om de ambities van Stadig. ‘Duco is een wijs mens, hij weet heel goed dat het beeld van Nederland in het buitenland uit een aantal elementen bestaat.’ Volgens Bolsius heeft uiteraard ook Rotterdam zijn sterke punten. ‘We behoren tot de drie grootste havens ter wereld,’ zegt hij. ‘En wat te denken van het watermanagement, de petrochemische industrie en sportevenementen?’ Stadig: ‘In zeevaartkringen heeft Rotterdam inderdaad wel een eigen merk, maar of Den Haag zich alleen moet profileren? Ik weet niet of dat zinvol is.’
De global competion is zeer hevig aan het worden, vervolgt Van Driem. ‘Dat moeten we niet onderschatten. Wat we hier aan bedrijven op de Amsterdamse Zuid-As hebben staan, zie je in tienvoud in Bangkok.’ Daarom vindt hij dat het onderlinge strijdgewoel tussen Amsterdam en Rotterdam maar eens afgelopen moet zijn. Van Driem: ‘Als we dat niet doen, dan leggen we het af tegen steden als Rio de Janeiro en San Francisco. Zelfs de luchthaven van Madrid heeft inmiddels al meer arrivals dan Schiphol.’ Paradoxaal genoeg juicht Van Driem tegelijkertijd de concurrentie tussen de steden toe. Hij legt uit: ‘Laat ze maar met elkaar strijden in dit werkgebied. Maar hoe verder je weg gaat, hoe meer de krachten gebundeld moeten worden. De Amsterdamse Metropoolregio doet het heel goed op Europees niveau, maar intercontinentaal moet je tegen veel grotere entiteiten opboksen. Dan kun je je weer beter als Randstad profileren.’ ‘Het een sluit het ander niet uit,’ vindt ook Lombarts. ‘In China is de haven van Rotterdam bekend, niet die van Amsterdam.’ Lombarts, die overigens niet van voetbal houdt, vergelijkt het altijd met het Nederlands elftal. ‘Zowel Ajax als Feyenoord heeft bestaansrecht. Een speler doet zijn uiterste best voor zijn club, maar als Marco van Basten hem voor Oranje vraagt dan zet hij zich daar net zo goed voor in.’ Van Driem knikt instemmend: ‘We zetten in het buitenland Amsterdam in op het moment dat het over de creative city gaat en Rotterdam als we iets willen verkopen in de logistieke wereld.’
‘Het is een illusie om te denken dat een stad het wel alleen kan,’ vindt Bolsius. Stadig is het met hem eens: ‘Dat een ambtenaar in Amsterdam zegt het wel alleen af te kunnen, is natuurlijk pure zelfoverschatting.’ Rotterdam en Amsterdam werken wel degelijk op tal van terreinen samen. ‘We zijn het niet altijd eens, maar dat is logisch,’ zegt Bolsius. ‘Soms hebben we verschillende belangen. Als een toerist de Rotterdamse haven bezoekt, dan kan hij niet tegelijkertijd in Amsterdam zijn. Dat wil overigens niet zeggen dat er geen sprake van concurrentie kan zijn. In de sport is er geen sprake van een wedstrijd zonder tegenstander.’
Van Driem komt aan het eind van het gesprek – hij staat op het punt op het vliegtuig naar Peking te stappen – nog even terug op wat hij eerder zei: ‘Je moet het ook weer niet al te negatief bekijken. Er is meer eenheid tussen deze twee steden dan de buitenwereld denkt.’ Hij heeft het vorig jaar nog meegemaakt, tijdens een handelsmissie naar India van staatssecretaris Heemskerk. ‘De vier wethouders van de vier grote steden, allemaal jonge mannen, hebben daar perfect samengewerkt,’ zegt Van Driem. ‘Het kan dus wel.’
Verschenen in PM, 2 mei 2008